Tuinman, verdienstelijk dichter
Een streng voetiaans predikant. Een onwetenschappelijk taalgeleerde. Een middelmatig dichter. Een felle en nooit vermoeide bestrijder van dwaalgeesten. „Geen van deze typeringen doet Carolus Tuinman echt recht”, zei drs. A. Ros dinsdagavond in Tholen.
Ros, bestuurslid van de Stichting Studie Nadere Reformatie (SSNR), hield op uitnodiging van de stichting Stokosmos een cultuurhistorische lezing over ”Dominee Carolus Tuinman. Strijdbaar nadere reformator met een culturele uitstraling”. Hij pleitte voor „een herwaardering van Tuinman als stichtelijk gereformeerd prediker en dichter uit de tijd van de Nadere Reformatie.” Dit vooral om reden van diens „grote verzameling nagelaten preken en vele stichtelijke gedichten, die ook in gezelschapsliedboekjes als het ”Bundeltje uitgekipte geestelijke gezangen” geweldige invloed hebben gehad.”
Als dichter, zei Ros, „heeft Tuinman mijns inziens de meeste verdienste.” Een bekend gedicht van zijn hand is ”Genade door recht”. Daarin behandelt hij de rechtvaardigmaking van de zondaar in de vierschaar of rechtbank. Op grond van Christus’ verdienste wordt de uitverkoren en door het geloof met Christus verenigde zondaar vrijgesproken.
Daarnaast was hij een „vurig bestrijder van dwaalgeesten en een belangstellend en experimenteel taalkundige.” In de eerste plaats, stelde Ros, was Tuinman (1659-1728) echter een prediker van de Nadere Reformatie. „Zijn uitgegeven nalatenschap beslaat maar liefst twaalf kwartijnen, waaronder zeven dikke prekenbundels, en nog enkele meer in het kleine octavoformaat. Hij nam een waardige plaats in onder zijn Zeeuwse tijdgenoten, al is hij niet de bekendste onder de mannen van de Nadere Reformatie.”
Tuinman, geboren in Maastricht, was waarschijnlijk al vroeg wees. Sterke invloed onderging hij van Melchior Leydekker, die Voetius opvolgde aan de Utrechtse Academie, oftewel de Academia Voetiana. „Ongetwijfeld heeft Leydekker Tuinman ook het theologische wapenarsenaal aangereikt waarmee hij, net als zijn leermeester zelf, tal van ongereformeerde opvattingen zou bestrijden.”
In de loop van zijn leven diende de prediker vier Zeeuwse gemeenten: Sint Kruis -„uit de notulen komt Tuinman in deze periode vooral naar voren als een ijverig en trouw prediker met aandacht voor de opbouw van de gemeente”-, Sint Maartensdijk, Goes en Middelburg. Tuinmans preken, zei Ros, „passen geheel in de traditie van de oude schrijvers van de Nadere Reformatie. Hij blijft bij zijn tekst, spreekt bijbels, benadrukt de noodzaak van een persoonlijk, levend geloof, waarschuwt en roept op tot bekering.”
Vanuit dat door Gods Geest gewerkte geloof moest de reformatie doorgaan. „Ieder sta in de bres voor land en kerk.” Tuinman riep de overheid op beide tafels van de wet te onderhouden. De opkomende vrijzinnigheid -„Libertynen, zy wroeten alles om als zwynen”- bestreed hij te vuur en te zwaard.
Op 5 november 1728 stierf Carolus Tuinman, op 68-jarige leeftijd.