Er gingen aan de verwoesting van Jeruzalem veel tekenen vooraf. Men hoorde van oorlogen en geruchten van oorlogen en daarmee kwam het einde nabij. Wie ziet hierin Gods vinger niet en een dreigende roede van nog veel zwaardere plagen?Wij vrezen, en niet zonder gegronde redenen, dat de Heere van de wijngaard met het oordeel nadert en dat Hij Nederland zal doen ondervinden waarmee Hij de onvruchtbare vijgenboom bedreigde. Waarom zouden wij de boze dag verre stellen? Zijn wij beter dan anderen? Als het verwoestende oordeel over Jeruzalem is gegaan en als die stad als een dorre tak is afgebroken, waarom zou onze tak verschoond worden? Of verbeeldt u zich dat het met ons zo kwaad niet zal aflopen als met de Joodse natie? Meent u dat wij zulke grote zondaren niet zijn als de mannen van Jeruzalem en Juda in die dagen? Ik zeg u: Neen, zo wij ons niet bekeren, ons zal desgelijks vergaan.

Johannes Barueth, predikant te Dordrecht (”De predikende en wonderdoende Christus”, 1754)