Met naam en toenaam
Namen. Wat blijven ze vaak in de gedachten hangen. Wie herinnert zich uit zijn jeugdjaren niet de namen van de hoofdpersonen van de boeiendste boeken? Van Hotse Hiddes tot Evert Kooistra en van Peerke tot Anton en zijn vrienden. Soms met als toevoeging een lichamelijk gebrek: Schele Ebben, Manke Nelis en Bochel Hannes. Figuren die tot leven kwamen bij het lezen van hun naam.
In zijn boek ”Welzalig is het volk” vraagt Anne van der Meiden zich af hoe het komt dat ’zware’ predikanten zulke „lichte en wonderlijke” namen dragen. Hij noemt er een paar: Cabaret, Taverne, Heerschap, Rustige, Luitjes, Schipaanboord, Aangeenbrug en Van de Ketterij.Alsof er in wereldse kringen geen wonderlijke namen zouden voorkomen! Die werden soms veranderd omdat ze de lachlust konden opwekken. In Woerden was een familie die Apekrom heette. Die naam werd veranderd in Averson. Het geslacht Kleerebezem vond ook dat de naam ongepast was en wijzigde die in Kiereveld. Dragers van de naam Kattestaart waren vindingrijker: de ene tak werd Kastart, de andere Arkeraats.
We dragen namen om ons van anderen te onderscheiden. In bepaalde streken en dorpen werden er nog bijnamen aan toegevoegd. Als extra onderscheiding. Neem de uitgebreide, wijdvertakte familie Van der Spek in Zevenhuizen-Moerkapelle. Uitgebroken in menigte. Soms werden ze bijgenaamd naar de boerderij waar ze woonden. Van ”Altijd wat”, van ”Moscoviën”, of van ”Oudersvrucht”. Of ze kregen een persoonlijke bijnaam: Grote Jaap, Kleine Jaap, de Paus, Lange Jan, Wit-Jan of Zwart-Jan.
De autochtone bevolking wist precies wie er bij welke bijnaam hoorde. En natuurlijk was geen enkele bijnaam kwetsend. Integendeel. ’t Was gewoon ter verduidelijking.
Zo woonden er aan dezelfde weg in Nunspeet twee familieleden die beiden dezelfde voor- en achternaam droegen: Eibert van Engelen. Een van hen diende jarenlang de gereformeerde gemeente als diaken. De een woonde vooraan op de Vreeweg, de ander verderop. Om ze uit elkaar te houden, heetten ze in de volksmond ”voorste Eibert” en ”achterste Eibert”. Bijnamen; elke streek kent ze wel.
Habakuk
Bij mijn ouders kwam elke zaterdagochtend een boter-, kaas- en eierenboer. Een respectabel man, op-en-top werks en kerks. Ook hij kwam uit Moerkapelle, van de Bredeweg. Onder zijn eigen naam was hij minder bekend dan onder zijn bijnaam: Habakuk. Waar die naam vandaan kwam? Hij wist het zelf niet, zei hij. Zijn vader en grootvader hadden die bijnaam ook al.
Een bijnaam kon ook tot vergissingen leiden. Willem Aaftink (1874-1948), een geziene ouderling van de Eskerk in Rijssen, stond bekend als ”de Snieder”. Maar hij was helemaal geen snieder, kleermaker, maar visboer.
Nu we het toch over deze Twentse stad hebben: van een autochtone Rijssenaar hoorde ik dat ds. W. C. Lamain, die van 1943 tot 1947 deze gemeente diende, een begrafenis moest leiden van gemeentelid Goossen, die een confectiezaakje had in de Haarstraat. Hij stond bekend onder de bijnaam ”de koning”. Die naam was zo ingeburgerd dat de predikant aan het open graf de familie aansprak met „geliefde familie De Koning.”
Rooms klinkend
Opvallend is de verscheidenheid aan rooms klinkende achternamen bij de bevindelijken. Namen als De Priester en De Pater, Provoost en Bisschop, ze hebben onder ons vertrouwde klanken, en niemand denkt bij zulke namen aan wijwaterkwasten.
Het komt ook regelmatig voor dat een plaatsnaam tot achternaam is uitgegroeid. Ik ken mensen die Van Keulen, Van Aken, Van Luik, Van Brussel, Van Oostende en Van Antwerpen heten, om maar een paar buitenplaatsen te noemen. En binnen de landsgrenzen Van Utrecht, Van Harmelen, Van Domburg en Van Wijngaarden. Gods Woord kent zulke naamstoevoegingen ook: Simon van Cyrene, Jozef van Arimathea, Naäman de Syriër, Ruth de Moabitische.
Of personen die met hun beroep of werkzaamheden werden aangeduid: Mulder en Bakker, Slager en Visser, Koster en Schipper, Kapitein en Stuurman. In de Bijbel lezen we over Lydia de purperverkoopster, Simon de tovenaar, Rachab de hoer, Herodes de viervorst. En laten we de zonen des donders niet vergeten. Ze werden bij hun afkomst bepaald, zowel in letterlijke als in geestelijke betekenis.
Onze vaderlandse geschiedenis kent dergelijke namen ook. We denken aan Willem de Zwijger, Abraham de Geweldige, Maria de Bloedige, Filips de Schone, Karel de Stoute, Willem de Veroveraar. Al die bovenstaande voorbeelden kunnen moeiteloos worden uitgebreid.
Koe en berin
Soms vormden achternamen aanleiding tot een woordspeling. In het Zuid-Bevelandse dorp Baarland stond van 1784 tot 1789 dominee Hendrik de Koe. Nu schijnt de naam Baarland te zijn afgeleid van Bereland. In het gemeentewapen staat dan ook een beer. Dat was voor dominee De Koe aanleiding om de tekst voor zijn intredepreek te nemen uit Jesaja 11:7: „De koe en de berin zullen te zamen weiden.” Een toepasselijke tekst, die zowel gezocht als gevonden is.
Minder toepasselijk was het gesteld met de Rotterdamse oefenaar Johannes Tans. Deze man was arbeidsongeschikt en daardoor niet in staat om op een andere manier zijn brood te verdienen dan door het verkopen van stichtelijke traktaatjes, waarmee hij langs de deuren ging. Regelmatig preekte hij ook voor een groepje luisteraars. Zijn vaste voorzang, voor hij aan het Woord kwam, was uit Psalm 118:12: „Och Heer’, geef thans Uw zegeningen.” Zo beleed hij zingend zijn afhankelijkheid.