Schrik
„Wie kent de sterkte Uws toorns?”
Psalm 90:11Er is geen schepsel dat niet zuchten zou, indien het wist hoe het misbruikt werd door een onbekeerd mens. Het land zou die mens met zuchten dragen, de lucht zou hem met zuchten adem geven. Zijn voedsel en kleren zouden hem met zuchten spijs geven en dekken. Het gehele schepsel zou hem met zuchten hulp en troost geven, zolang als hij in zonde leeft tegen God.
Mij dunkt dat dit een schrik behoorde te zijn voor een onbekeerde, te denken dat hij een last voor de schepping is. Indien de arme zielloze schepselen konden spreken, zouden ze tot de goddelozen zeggen als Mozes tot Israël in Numeri 20:10: „Hoort toch, gij wederspannigen, zullen wij water voor ulieden uit deze steenrots voortbrengen?” Uw voedsel zou zeggen: Heere, moet ik zo’n ellendig mens als deze voeden om U daarmee te onteren? Neen, ik wil hem liever daarmee doen stikken, indien gij mij volmacht daartoe geeft. De lucht zelfs zou zeggen: Heere, moet ik deze mens nog adem geven om zijn tong tegen de hemel te stellen en Uw volk te bespotten? Indien U mij maar een woord geeft, hij zal ademloos voor mij zijn. Zijn arm beest zou tot Hem zeggen: Heere, moet ik hem dragen om boze daden uit te voeren? Nee toch?
Joseph Alleine,
(”Alarm voor onbekeerde zondaren”, 1735)
predikant in het Engelse Taunton