Preek moet met waarheid confronteren
De prediking kan nog steeds veel leren van de ontmoeting tussen predikkunde en retorica in heden en verleden. De nieuwere predikkunde, die de preek alleen ziet als een verhaal, heeft te weinig oog voor de autoriteit van het Woord. Dat stelde prof. dr. A. Baars, afgelopen twee jaar rector van de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA), maandag bij de opening van het academisch jaar.
Prof. Baars droeg met zijn rede de rectorale functie over aan prof. dr. H. J. Selderhuis. Ook sprak hij de ”fata academica” uit, waarin hij enkele cijfers en gebeurtenissen van de TUA en de Christelijke Gereformeerde Kerken memoreerde.Volgens prof. Baars is de preek van de protestantse traditie schatplichtig aan de klassieke leer van de welsprekendheid: „De preekschema’s van Melanchthon en Hoornbeeck zijn een eigen verwerking van regels uit klassieke handboeken. De bekende structuur, met een inleiding, thema en verdeling, komt bijvoorbeeld via Augustinus in hoofdlijnen bij Cicero vandaan.”
Tegelijk is er altijd kritiek geweest op het gebruik van retorica. Zo leefde men in de Oude Kerkxx sterk vanuit het ”gij geheel anders”, ook wat betreft de literatuur en de retorica. „De boodschap moest de mensen winnen door de kracht van de Heilige Geest. Daar had men geen moeizame studie in de retorica voor nodig”, aldus de rector.
Vanaf Augustinus kreeg de leer van de welsprekendheid toch weer een gewaardeerde plaats, concludeerde hij: „Twee belangrijke gedachten van Augustinus zijn hierbij dat de retorica niet overgelaten moet worden aan de leugensprekers en dat aan het spreken altijd het gebed vooraf moet gaan. Eerst het gebed tót God, maar dan ook met alle krachten op een goede manier spreken óver God.”
Tegenwoordig komt de kritiek uit een andere hoek, van de zogenaamde ”New Homiletic”, zo schetste prof. Baars. „Preken moeten hier geen punten bevatten, maar een ’plot’. Een preek moet spannend zijn en een ontknoping hebben. In deze stroming wil de prediking niet met waarheid confronteren, maar ervaringen oproepen. Een gevaar is dat de overtuigende kracht van het Woord uit het oog wordt verloren.”
Prof. Baars besloot zijn rede met Augustinus: „Laat geen dienaar van het Woord zijn mond opendoen voordat hij heeft gebeden.”
Fata academica
In de zogenaamde ”fata academica” schetste prof. Baars een beeld van de gang van zaken in kerk en universiteit. Er is veel werk verzet en veel vergaderd over de herstructurering van de organisatie van de universiteit. Om de stroomlijning en samenwerking met andere universiteiten te verbeteren, is onder andere besloten voortaan te werken met vier collegeblokken in plaats van twee.
Het totaalaantal studenten neemt waarschijnlijk iets toe. Vorig jaar stonden er 93 voltijdstudenten ingeschreven. De verwachting is dat het er dit jaar in elk geval meer zijn. Verder is er veel belangstelling voor de mogelijkheid om een eigen vakkenpakket te volgen. In totaal zijn er 21 admissiale studenten.
Op wetenschappelijk gebied werd ook veel gedaan. Dr. W. A. den Boer promoveerde op de theologie van Arminius, 27 studenten zijn nog bezig met hun promotieonderzoek. Er waren onder andere gastcolleges over psychologische stoornissen en themacolleges over het lijden en het ambt. Vanwege het emeritaat van prof. J. W. Maris en het studieverlof van prof. G. C. den Hertog werden er veel nieuwe (gast)docenten aangetrokken. Dr. W. A. den Boer, drs. I. D. Haarsma, drs. A. Huijgen, drs. M. Kater, dr. J. W. van Pelt en drs. J. van ’t Spijker werden benoemd als universitair docent en dr. Th. A. Boer, dr. A. L. Th. de Bruijne, prof. dr. B. Kamphuis, prof. dr. C. van der Kooi en drs. Huijgen verzorgden de colleges van prof. Den Hertog.
Bij de overdracht van het rectoraat sprak prof. Baars zijn dank uit richting de generale synode, omdat besloten is de rector voor 30 procent van zijn tijd vrij te stellen voor het rectorale werk.