Openlijk
In dit voorbeeld van David lezen wij drie soorten belijdenis van zonde, die ons worden aanbevolen. Hij belijdt zijn zonde voor Nathan. Hij belijdt zijn zonden ook voor de vergadering van de kerk Gods. Hij stuurt deze psalm van de belijdenis van zijn zonden immers naar de opperzangmeester om in de tempel te worden gebruikt en om tot aan het einde van de wereld in de kerk te worden gebruikt. En David belijdt ten slotte zijn zonde zeer volkomen voor de Heere zelf.Waarom beleed hij zijn zonde voor Nathan, die toch zijn dienaar en onderdaan was? Waarom ging hij niet liever, toen zijn zonden hem klaar voor ogen stonden, naar een stille plaats om ze voor God uit te wenen? David had in het openbaar gezondigd, hij wilde dat ook in het openbaar belijden. God wilde dat hij dat zou doen, om de oprechtheid en de ongeveinsdheid van zijn bekering te betuigen. Gelijk het een teken is dat een mens zijn zonde liefheeft als hij ze verbergt, is het een teken dat een mens zijn zonde haat en ze begeert te laten, als hij ze gewillig en vrijmoedig belijdt.
Wij bekennen de gerechtigheid en de billijkheid van Gods geboden en dreigementen. Dit was de reden van David waarom hij zijn zonden openlijk beleed. Door het belijden van onze zonden voor de mensen, geven wij God de eer.
Arthur Hildersham, predikant te Leicester (Verklaring over Psalm 51, 1657)