Economie

Softdrugs gedogen in belastingland

De fiscus gaat niet na of inkomsten uit bepaalde activiteiten legaal of illegaal zijn verkregen. Over al uw inkomen of winsten moet u belasting betalen, eerlijk verkregen of niet. Dit principe is op zich wel begrijpelijk, want het zou niet eerlijk zijn als iemand die winst maakt met illegale activiteiten geen belasting hoeft te betalen, terwijl de hardwerkende burger dat wel moet. En dus moet ook de huurmoordenaar belasting betalen over zijn inkomen.

Wilbert van Vliet
28 October 2002 11:09Gewijzigd op 13 November 2020 23:54

Of er in zo’n geval belasting moet worden betaald, is trouwens wel een beetje een academische discussie. Er is waarschijnlijk geen huurmoordenaar die aangifte van zijn winst doet. Misschien kan de fiscus nog wat bereiken als hij eenmaal in de gevangenis zit voor de moorden, maar of er dán nog iets voor de Belastingdienst te halen valt, is natuurlijk maar de vraag.

Waar een en ander geen academische discussie is, maar praktijk, is bij de verkoop van softdrugs, want die handel wordt gedoogd. De Belastingdienst neemt daarom geregeld bij coffeeshops een kijkje om ook een graantje mee te pikken. Maar de ambivalente houding van de huidige overheid tegenover softdrugs zorgt voor rare situaties. Zo ook in de volgende situatie.

Meneer Wiet (de naam is gefingeerd) vergaart zijn inkomen in een coffeeshop. Deze coffeeshop runt hij samen met zijn zoon en beiden zijn eigenaar van de shop. Zoals valt te verwachten, verkoopt de heer Wiet niet alleen koffie in zijn coffeeshop, maar ook niet-alcoholische dranken, kleine maaltijden, snacks en bovendien softdrugs. De heer Wiet doet altijd netjes aangifte inkomstenbelasting. Op een goede dag stelt de Belastingdienst een boekenonderzoek in bij de firma. De fiscus komt erachter dat hij geen goede administratie heeft bijgehouden. Hoewel hij via het kasboek netjes zijn inkomsten heeft bijgehouden, beschikt meneer Wiet namelijk niet over inkoopfacturen van de softdrugs. Hij heeft dus geen bewijs dat hij kosten heeft gemaakt voor de softdrugs. Op grond van de Belastingwet is hij echter verplicht wel zo’n bewijs te bewaren.

Naar aanleiding hiervan legt de inspecteur meneer Wiet een forse navorderingsaanslag op, met daarbij nog eens 50 procent boete. Meneer Wiet laat het er niet bij zitten en de inspecteur en hij ontmoeten elkaar bij de rechter.

Daar betoogt hij: „Na het boekenonderzoek heeft de inspecteur geconcludeerd dat mijn administratie niet voldeed en heeft hij vervolgens in het wilde weg een navorderingsaanslag opgelegd. Hoe komt de inspecteur bij deze aanslag? Hij heeft zomaar gesteld dat ik een heel hoge winst (van wel 7000 gulden ofwel 3177 euro) heb geboekt, en heeft daarover de belasting berekend. Nu, zo veel winst maak ik nog niet in drie jaar. En wie stelt, zoals nu de inspecteur, moet bewijzen.” Daarom verzoekt Wiet de inspecteur de hoge winst te bewijzen.

De inspecteur merkt vervolgens echter fijntjes op dat hij helemaal niets hoeft te bewijzen. Meneer Wiet heeft immers niet voldaan aan zijn administratieplicht en dus wordt „de bewijslast omgedraaid.” Dit betekent dat niet hij, de inspecteur, de hoge winst van 7000 gulden moet bewijzen; nee, meneer Wiet moet bewijzen dat hij deze winst niet had. Dit alles betekent dat meneer Wiet nu als het ware aan de galg hangt, en hij er zelf af moet zien te komen.

De rechter moet zijn oordeel geven. Hij vindt dat meneer Wiet inderdaad een „onvolkomen administratie” had. Is deze administratie echter zó onvolkomen, dat op grond daarvan de bewijslast moet worden omgedraaid? Bij de beantwoording van deze vraag moet hij kijken naar de aard en de omvang van de onderneming. De onderneming van meneer Wiet bevindt zich zoals bekend in de softdrugsbranche. De overheid vervolgt de verkoop van softdrugs áán coffeeshops nog altijd als een strafbaar feit. Anderzijds ’gedoogt’ diezelfde overheid de verkoop dóór coffeeshops. De leveranciers van meneer Wiet zijn dus strafbaar en worden op grond van overheidsbeleid vervolgd. Gezien dit beleid van de overheid kan de fiscus volgens de rechter niet van meneer Wiet verwachten dat hij inkoopfacturen heeft. Leveranciers van softdrugs (die strafbaar handelen) zullen immers geen facturen voor meneer Wiet uitschrijven.

Verder ziet de kasadministratie van meneer Wiet er wel gedegen uit. Alles in overweging nemende, besluit de rechter de inspecteur ongelijk te geven. De bewijslast mag niet worden omgedraaid en de inspecteur moet zelf bewijzen dat de door hem gestelde hoge winst van 7000 gulden juist is.

Dit wordt voor de inspecteur een lastig verhaal. Want er zijn ook nog bewijsmiddelen onrechtmatig door hem verkregen en het eind van het liedje is dat de inspecteur ongelijk krijgt. De staatssecretaris van Financiën tekent vervolgens beroep in cassatie aan tegen de uitspraak van het hof, maar ook de Hoge Raad stelt de coffeeshophouder in het gelijk.

Wettelijk gezien is de uitspraak van de rechter niet onbegrijpelijk. De uitspraak past immers in de jurisprudentie over omkering van de bewijslast. Maar al met al is het toch een onbevredigende situatie dat coffeeshophouders minder zware administratieve verplichtingen hebben dan ondernemers in volkomen legale bedrijfstakken.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer