Watervrees voor gematigd chiliasme
„Is er geen aanleiding tot herwaardering van de opvatting dat er vóór de oordeelsdag nog een periode aanbreekt waarin het koningschap van Christus zich op bijzondere wijze zal manifesteren? Dat het duizendjarig rijk reeds aangebroken zou zijn, valt toch niet vol te houden?” Zaterdag sprak drs. M. van Campen op de bondsdag van de Bond van Hervormde Mannenverenigingen over het dagthema ”Uw koninkrijk kome”.
Drs. Van Campen, docent aan de Christelijke Hogeschool Ede, wilde de vraag opwerpen of gereformeerde christenen hun watervrees voor een gematigd chiliasme niet zouden moeten overwinnen, „om ook in dit opzicht de Schrift zich volledig te laten uitspreken.” Onder gematigd chiliasme verstaat ds. Van Campen het zogenaamde postchiliasme, dat ervan uitgaat dat Christus na het duizendjarig vrederijk terugkeert. Tijdens de bespreking lichtte de inleider toe dat na de Nadere Reformatie de letterlijke betekenis weer enigszins voor de geestelijke uitleg had moeten wijken. „Ook in dit opzicht zouden we onze eigen traditie serieus moeten nemen, om vandaaruit de Schrift opnieuw te doordenken.”
Weliswaar lezen we niet van een duizendjarig rijk in de evangeliën en bij Paulus, gaf ds. Van Campen toe, „maar Openbaring 20 blijft staan. En dit hoofdstuk wordt gesteund door de profetische geschriften van het Oude Testament.” Ondanks een duidelijke stellingname zei de docent overigens nog niet uit alle vragen te zijn. Hij voelde het meest voor een meervoudige vervulling van de profetieën.
Belangrijk vond ds. Van Campen een levende toekomstverwachting. Hij vreesde dat materialisme en hedonisme ook de gereformeerde gezindte in hun greep hadden. „Een Duits hoogleraar die bij een Nederlandse collega logeerde, verbaasde zich over diens luxe behuizing. Hij liet zich ontvallen dat er in zo’n omgeving weinig ruimte kon zijn voor toekomstverwachting. Toen ik vanochtend hierheen liep, dacht ik: Wat zou die man gezegd hebben als hij op de beurs Wegwijs was terechtgekomen?”
Ds. H. Russcher sprak over ”Het koninkrijk in het heden”. De Barneveldse predikant typeerde het koninkrijk als het hart van de bijbelse boodschap. „Het koninkrijk is een geestelijke werkelijkheid. Het heeft er wel alle schijn van dat satan de overhand heeft. Paulus zegt echter dat Christus tot op de dag van vandaag bezig is met het onderwerpen van Gods vijanden.”
Kinderen van het koninkrijk hebben volgens ds. Russcher een roeping met het oog op de velen die zich nog buiten het koninkrijk bevinden. „Woonwijken vol, winkelstraten en voetbalstadions vol. Velen dolen rond in het (post)moderne leven als schapen die geen Herder hebben. De bede ”Uw koninkrijk kome” is voluit evangelisatiegebed.”
Is het niet zo, dat waar zonde en genade meer beleefd worden, de belangstelling voor de zending groter is? Die vraag leidde iemand af uit de hoge opkomst bij zendingsdagen in de rechterflank van de gereformeerde gezindte. Ds. Russcher had uit krantenverslagen echter nog niet de indruk gekregen dat de zending op zulke bijeenkomsten werd gethematiseerd. „Komen de mensen uit zendingsbesef? Daar wordt toch gewoon gepreekt.”
Hoewel kerk en koninkrijk niet samenvallen, heeft de kerk in ds. Russchers visie wel een belangrijke plaats in Gods heilsplan. „In de kerk ligt de toegang tot het koninkrijk. Los van de kerk is het koninkrijk niet verkrijgbaar. De Koning der koningen is het Hoofd van Zijn gemeente. Daar moet Hij dan ook regeren. Ligt onze diepste kritiek op de SoW-kerkorde niet daarin, dat in sommige kerkordelijke ordinanties de ordinanties van de Koning worden geschonden? Dat de tijdgeest meer in de melk te brokkelen heeft dan het Woord van Christus?”