Waar berouw
Mensen die een waar berouw hebben, kunnen hun zonden niet verbergen en niet bedekken. Zij zijn gereed die te belijden. De gewilligheid die zo’n mens in zich bevindt om zijn zonden te belijden, geeft hem hoop en verzekering dat hij genade bij God zal vinden.Een mens die een waar berouw heeft, zal gereed zijn om zijn zonden te belijden en te beklagen. We zien dit in de verloren zoon, direct nadat hij tot zichzelf kwam en God een zaligmakende verandering werkte. Hij betoonde dat in de vrucht van zijn berouw. Direct zegt hij: „Ik zal opstaan en tot mijn vader gaan…” De dienst van Johannes de Doper ontdekte zijn hoorders krachtig aan hun zonden en bracht hen tot berouw. Dan staat er: „…belijdende hun zonden…”. Toen zij de last van hun zonden gevoelden en daarover berouw kregen, konden zij zich niet inhouden en moesten ze hun zonden openbaar bekennen.
De gewilligheid die de mens in zich vindt om zijn zonden te ontdekken en te belijden, zal een mens grote hoop en verzekering geven om de vergiffenis en barmhartigheid bij God te vinden. Zo roept de Heere Israël toe bij monde van Jeremia: „Bekeer u, gij afgekeerde Israël…” Maar hoe moesten zij zich bekeren en zich de goedertierenheid deelachtig maken? Dat staat in het vervolg „…alleen, ken uw ongerechtigheid.”
Arthur Hildersham, predikant te Leicester (Verklaring over Psalm 51, 1657)