Ecclesia / Wapenveld / Kerkblad voor het Westen
Dr. H. Klink kocht in Duitsland een boek van psychiater Michael Winterhoff met de titel ”Waarom onze kinderen tirannen worden”. In Ecclesia, orgaan van de Stichting Vrienden van Kohlbrugge, gaat hij in op de drie fasen die Winterhoff onderscheidt met betrekking tot ontsporingen in de opvoeding.
„De derde fase is veel ernstiger. Het is de fase van de symbiose. Ouders zien kinderen als het verlengde van hen zelf. Ze behandelen hen niet als een tegenover, als een eigen ik. Zo krijgen kinderen ook in hun ouders geen personen die tegenover hen staan, hen corrigeren en grenzen aangeven. Het gevolg is dat ook kinderen ouders zien als het verlengde van henzelf en van hun eigen behoeften en niet leren dat zij als persoon begrensd worden door de wil van andere personen.Voor hen bestaan er eigenlijk geen personen, maar slechts ’voorwerpen’. Wat te denken van een moeder die in gesprek is, als een kind binnenkomt. Het vraagt en krijgt haar aandacht. Nadat het gesprek een tijdlang onderbroken is, heeft de moeder weer tijd voor het bezoek. Het kind is inmiddels verdwenen, het heeft de visite nauwelijks opgemerkt, laat staan gegroet.
Het is alsof er niets gebeurd is, maar toch! Het heeft dít meegekregen dat het volkomen normaal is dat het alle aandacht krijgt die het wil. En de moeder vindt dat heel gewoon: het kind is een deel van haarzelf. Zoals zij zich als zij jeuk heeft krabt, zonder dat het haar opvalt, zo heeft ze het tussenbeide komen van het kind niet als storend ervaren.
Hoevelen vinden het inmiddels niet normaal dat hun gesprek wordt onderbroken als een kind aandacht vraagt. Zelfs een groepje mensen dat tijdens een party in gesprek is, staakt er het onderhoud voor! Of: Een kind zit op schoot van zijn of haar moeder tijdens een bezoek aan de psychiater, maar het kan geen seconde stil zitten: Het aait, schopt, slaat de moeder, die er geen aandacht aan besteedt, tenzij het te gek wordt en haar echt pijn gedaan wordt.
Zulke kinderen zijn geen uitzonderingen meer. Allerlei onderzoeken wijzen uit dat in elke schoolklas veel van zulke kinderen voorkomen!
Waar de psychiater op wijst is dat een kind al in een vroeg stadium zo ’rijpen’ moet dat het uit de levensfase moet zien te komen waarin alles voor hem lijkt te bestaan. Dat kan alleen door een tegenover te zijn, door te begrenzen. Dat brengen ouders vaak niet op, ze missen er het gezag voor. Het gevolg is dat kinderen in hun jonge leven blijven steken en niet uitgroeien tot volwassenen.
Voeg daarbij de geweldige invloed van de computer en de tv die vaak ook op de kamers van de kinderen te vinden zijn en het feit dat zij maar een afstandbediening of muis hoeven te hanteren om alles te zien wat zij willen, waardoor zij zich ook nog eens heel makkelijk kunnen onttrekken aan de normale omgang met anderen - en je hebt aan alle voorwaarden voldaan om kinderen tot tirannen te laten worden.
Het zijn volgens de schrijver zulke kleine dingen die het hem doen. Ze geven een mentaliteit weer, een sfeer waarbinnen kinderen groot worden. Waar hij een pleidooi voor voert, is gezag, dat gepaard gaat met wijsheid en inzicht in de psyche van een kind en in wat een kind werkelijk nodig heeft. Wie moet niet denken aan Jezus Sirach, die juist met betrekking tot kleine dingen heel praktische raad geeft?
Luister mijn kind, aanvaard mijn inzicht, / wijs mijn raad niet af. / Doe de boeien van de wijsheid om je voeten, / leg haar juk op je nek. / Benader haar met hart en ziel, / volg met al je kracht haar wegen./ Ten slotte zul je rust bij haar vinden /en zal ze jou tot vreugde worden! (Sirach 6).”
Wapenveld
In Wapenveld (blad van de reünistenvereniging van de CSFR) neemt socioloog Wim H. Dekker afstand van het woord evangelikaalslag. In zijn artikel citeert hij een anekdote uit een preek van de theoloog Miskotte.
„Terwijl ik al evaluerend tot een aantal positieve ervaringen met de evangelicalisering kwam, realiseerde ik mij dat het ook niet helemaal aan mijn eigen geloofsleven voorbij was gegaan. Het evangelicale geloof mag dan het geloof zijn van het kinderlijke verlangen, maar het soms wat ongecompliceerde en naïeve geloof, vol slogans en ongenuanceerdheden, heeft op zijn tijd wel kracht.
Ter illustratie citeer ik een anekdote uit een preek van Miskotte: „Een jonge vrouw die met de Strijdkreet colporteerde, kwam bij een bevriende predikant op een afgelegen pastorie, ze stond op het grind en ze zei plotseling tegen hem: Kent u de Heer Jezus? En hij zei, verbouwereerd: Ik hoop het! Hij wou niet onbescheiden zijn, hij dacht misschien ook: Wat zit er theologisch allemaal aan vast tegenwoordig? Maar zij viel uit, diep en beslist: Hóópt u het? Maar dat moet u wéten! Hij draaide als een blad aan de boom om en zei: Ik wéét het.”
Het evangelicale geloof raakt veelal aan de essentialia van het christelijk geloof. Mij heeft het diverse keren bewust gemaakt van het feit dat ik de neiging heb het geloof te abstraheren. Abstractie haalt de scherpte uit het geloof. Dat God een levende persoon is, leent zich uiteindelijk niet voor beschouwing. Beter gezegd, de reflectie op God, mijzelf en mijn geloof mag niet ten koste gaan van de omgang met diezelfde God. „Een jonge vrouw met Strijdkreten op het grind” kan je daar opeens bij bepalen.”
Kerkblad voor het Westen
In de discussie over embryoselectie gaat het om diepe en principiële vragen. Prof. G. C. den Hertog signaleert in Kerkblad voor het Westen, orgaan voor de Christelijke Gereformeerde Kerken, dat meer kennis leidt tot meer verantwoordelijkheid.
„Op medisch terrein is onze kennis toegenomen. Zo weten we dankzij wetenschappelijk onderzoek van de gevolgen van roken en van het gevaar van werken met asbest voor onszelf. We weten ook van de gevolgen van veel wat we doen voor onze kinderen. Alcoholgebruik tijdens de zwangerschap schaadt het kind en drugsgebruik niet minder.
Door voortschrijdend inzicht neemt onze verantwoordelijkheid toe, of we dat nu willen of niet. Kinderziektes kunnen heel gevaarlijk zijn, en inenting kan het nodige voorkómen. Wie naar de tropen reist moet verplicht een aantal prikken halen. Ik kan de christenen die bezwaren tegen inenting hebben heel goed begrijpen. Het heeft iets dubbels: Je laten behandelen voor een ziekte die je niet hebt, en zelfs door je een beetje ziek te laten maken! Maar ik denk, dat het tot onze verantwoordelijkheid behoort. Naarmate we meer ontdekken, neemt die verantwoordelijkheid toe.
De vraag is hoe we erin staan. In de jaren tachtig werd vaak inzake abortus en euthanasie de gedachte gehoord dat God de beslissing aan ons overlaat. „God heeft geen andere handen dan de onze.”
Dat is een manier van denken waarin afscheid genomen wordt van Gods voorzienigheid, en uiteindelijk ook van God zelf. Maar de erkenning van onze toegenomen verantwoordelijkheid kan ook worden beleefd in een eerbiedig vragen naar Gods wil en wijsheid, en dan „zeer sterk en moedig” de wegen van Gods geboden gaan (Jozua 1).