Domineeskinderen laten kerk vaak los
Domineeskinderen verlaten de kerk nog eerder dan kinderen uit ’gewone’ protestantse gezinnen. Uit een onderzoek onder 2000 kinderen van predikanten blijkt dat 41 procent zichzelf niet meer als gelovig beschouwt. Voor domineeskinderen uit behoudende hoek ligt dat percentage op 21 procent.
Het onderzoek ”Publiek bezit” is in opdracht van het dagblad Trouw uitgevoerd door prof. dr. H. C. Stoffels, hoogleraar godsdienstsociologie aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Aan het onderzoek deden domineeskinderen uit vijftien verschillende kerkgenootschappen mee.
Vijf procent van de respondenten -ongeveer honderd reacties- is afkomstig uit de kleine gereformeerde kerkgenootschappen. Daaronder rekent Stoffels de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, de Christelijke Gereformeerde Kerken, de Nederlands Gereformeerde Kerk en de Gereformeerde Gemeenten.
Het grensverkeer in de gereformeerde kerkgenootschappen is groter dan in de Nederlandse Hervormde Kerk, maar de kerkverlating is minder, concludeert Stoffels. Van de respondenten uit gereformeerde hoek verlaat 21 procent uiteindelijk de kerk, tegenover 41 procent gemiddeld. Het grensverkeer in orthodoxe kring is aanzienlijk: maar liefst 44 procent van de orthodox-gereformeerde domineeskinderen is van kerkgenootschap veranderd.
Volgens Stoffels ervoeren domineeskinderen hun jeugd als problematischer naarmate zij het ouderlijk gezin als orthodoxer beschouwden. Hij wijt dat aan de beperktere vrijheid die orthodoxe domineeskinderen genoten.
