Aandacht voor armoede onverminderd groot
Aandacht voor armoede in Nederland blijft bij plaatselijke kerken onverminderd groot. Meer dan driekwart van alle diaconieën is betrokken bij de ondersteuning van mensen die financieel in de knel zitten. Per diaconie wordt gemiddeld 5000 euro per jaar besteed aan individuele financiële hulpverlening.
Lees hier het rapport Armoede in NederlandAlle diaconieën bij elkaar verleenden vorig jaar in totaal zo’n 11,3 miljoen euro aan hulp, blijkt uit het vanmiddag gepresenteerde rapport ”Armoede in Nederland 2008”. Van de 2600 kerkelijke organisaties (diaconieën) die betrokken zijn bij de armoedeproblematiek, is 65 procent actief op zoek naar armoede binnen hun gemeente.
De meest voorkomende manier om armoede op te sporen, is door contact te onderhouden met andere instellingen, zoals de sociale dienst van de burgerlijke gemeente, maatschappelijk werk en voedselbanken.
De kerkelijke organisaties krijgen per jaar gemiddeld 8,4 aanvragen voor financiële hulp, waarvan ze er 7,5 honoreren. Ze verlenen dan vooral materiële hulp, zowel met geld (giften en leningen) als in natura. Ruim 83 procent verleent financiële hulp door middel van giften en 51 procent door leningen. Meer dan de helft (53,9 procent) verleent materiële hulp in natura.
Deze cijfers komen sterk overeen met de vorige onderzoeken, waarin alleen is gekeken naar de protestantse diaconieën. Uit het onderzoek van 2006 bleek dat 80 procent van de protestantse diaconieën hielp door middel van giften, 51,7 procent door middel van leningen en 54,5 procent door middel van hulp in natura.
In de Rooms-Katholieke Kerk geeft 89 procent van de kerken hulp door middel van financiële giften of leningen. Bij de andere kerkgenootschappen ligt dat percentage lager, op 82 procent.
Het aantal ingediende en gehonoreerde hulpvragen bij protestantse diaconieën daalde van 8,2 naar 5,6. „Hoewel deze daling op meerdere manieren verklaard kan worden, kan ze erop duiden dat er ook een daling in de armoedeproblematiek plaatsvindt. Dat is een hoopvol teken”, schrijven de onderzoekers. Deze daling wordt echter „in het totaalplaatje gecompenseerd door hogere aantallen en bedragen bij de andere kerkelijke organisaties.”
Nieuw in het armoedeonderzoek is de vraag of diaconieën ook geld geven zodat mensen op vakantie kunnen gaan. Dat blijkt het geval te zijn bij 41,8 procent van de kerkelijke organisaties die betrokken zijn bij de ondersteuning van mensen met financiële problemen. Bij de protestantse diaconieën ligt dit percentage nog hoger: 51 procent.
Kerkelijke organisaties die hulp verlenen, richten zich vooral op alleenstaande ouders met kinderen, mensen zonder betaald werk, asielzoekers en ouderen. Dat verschilt niet veel ten opzichte van de vorige onderzoeken. In veruit de meeste gevallen worden problemen veroorzaakt door een langdurig laag inkomen of schulden.
Soms zijn kerkelijke organisaties niet betrokken bij de armoedeproblematiek. Als belangrijkste reden geven zij aan dat er geen kerkleden zijn die financieel in de knel zitten (52,2 procent).
Ruim 55 procent van de kerkelijke organisaties meldt dat ze zich voldoende toegerust voelt voor het diaconale werk rondom armoede. Uit het vorige onderzoek onder protestantse diaconieën bleek dat 65,2 procent zich voldoende toegerust voelde. De respondenten die zich niet voldoende toegerust voelen, geven aan behoefte te hebben aan meer informatie over de Wet maatschappelijke ondersteuning (60,5 procent).
In het rapport ”Armoede in Nederland 2008” doen de onderzoekers elf aanbevelingen:
Kerkgenootschappen moeten de plaatselijke kerken stimuleren armoede hoog op de agenda te houden.
De landelijke overheid moet hoge prioriteit geven aan de signalen over armoede die kerken doorgeven aan politiek en bedrijfsleven.
Kerkgenootschappen moeten onderzoeken of het verlenen van individuele materiële hulpverlening werkelijk leidt tot een afname van armoede.
Overheden moeten zich richten op de vermindering van armoede onder specifieke aandachtsgroepen, zoals mensen met schulden of een laag inkomen.
Instanties moeten bureaucratische drempels slechten en procedures vereenvoudigen. Het invullen van formulieren moet veel eenvoudiger.
Plaatselijke kerken moeten vaker aan overheden en instanties doorgeven wat ze tegenkomen in de hulp aan mensen in de knel. De landelijke kerken moeten dit ondersteunen met toerustingsmateriaal en gerichte trainingen.
Kerkgenootschappen moeten gemeenten via bladen, websites en handreikingen informeren over de snel veranderende wet- en regelgeving in de zorg.
Kerken moeten hulpaanvragen anoniem gaan registreren.
Overheid, kerken en instanties in kleinere kernen moeten actiever de noden in de eigen samenleving opsporen.
Kerken moeten diakenen, vrijwilligers of betaalde krachten vrijstellen om zich met armoede bezig te gaan houden.
De kerken moeten het armoedeonderzoek over enkele jaren herhalen om trends te kunnen waarnemen.