De Schot uit Duns, een theoloog van de vrijheid
Terwijl het Calvijnjaar 2009 al volop in de aandacht staat, doen we er goed aan ook het Scotusjaar niet uit het oog te verliezen. Het is 700 jaar geleden dat Johannes Duns Scotus stierf. Zonder Johannes Duns zijn Johannes Calvijn en de gereformeerde traditie niet goed te verstaan.
Duns Scotus is de grote theoloog van de franciscanen, de orde van Franciscus van Assisi (1182-1226). Hij is als het ware de evenknie van Thomas van Aquino, de grote theoloog van de dominicaner orde.Hoewel Thomas bekender is dan Duns, is de betekenis van de franciscaanse geleerde niet minder. Van de veertiende tot halverwege de achttiende eeuw was juist Duns Scotus’ invloed groot, ook op de theologie van de Reformatie. Zo staat bijvoorbeeld de Godsleer van Gisbertus Voetius op veel punten op de lijn van Duns Scotus.
Het leven van Duns Scotus is moeilijk te reconstrueren en is nog steeds stof voor discussie. Het oorspronkelijke grafschrift in de Keulse Minoritenkirche geeft een mooie samenvatting: „Schotland heeft me voortgebracht, Engeland heeft me onderwezen, Frankrijk heeft me opgenomen, Keulen houdt me vast.”
Minderbroeders
Duns Scotus werd begin 1266, of eind 1265, geboren in het Zuid-Schotse dorpje Duns. Duns is ook zijn familienaam, en zijn doopnaam is Johannes. Als geleerde werd hij eenvoudig ”Scotus”, de Schot, genoemd. In de Schotse plaats Dumfries werd Duns als tiener novice in het franciscaanse huis onder zijn oom Elias, benoemd tot hoofd van de Schotse minderbroeders.
Vermoedelijk vanaf 1282 studeert Johannes Duns in Oxford, waar hij eerst de achtjarige cyclus van de onderbouw, een soort filosofiestudie, doorloopt. Daarna studeert hij theologie en schrijft reeds op jeugdige leeftijd enkele traktaten over de logica.
Op 17 maart 1291 wordt Duns tot priester gewijd. Aangezien zijn theologische studie nog niet is afgerond, zet hij door. In 1297 kan hij dan beginnen aan het vierjarige baccalaureaat. Dit houdt in dat hij als onderwijsassistent theologische colleges verzorgt over de Bijbel en de ”Sententiae” van Petrus Lombardus.
De ”Sententiae”, het belangrijkste dogmatische handboek van zijn tijd, zijn een verzameling teksten uit de Bijbel en van kerkvaders in heilshistorische orde. In de jaren 1297 tot 1299 schrijft Duns zijn collegeaantekeningen bij de eerste twee delen, de zogenaamde ”Lectura I-II”.
Reeds in dit belangrijke jeugdwerk denkt hij radicaal vanuit de liefde van God. Scotus ontwikkelt een theologie van vrijheid en contingentie (de niet-noodzakelijkheid). Daarbij trekt hij de lijnen door vanuit de recente veroordelingen van het aristoteliaanse noodzakelijkheidsdenken (Parijs, 1270 en 1277; Oxford, 1277 en 1284).
Commentaar
Vanaf 1300 begint Duns op basis van de ”Lectura” aan een nieuw, voor publicatie bestemd Sententiëncommentaar: de ”Ordinatio”. Na afronding van het cursusjaar 1300/1301 zou hij hoogleraar in Oxford kunnen worden, maar hij wordt naar Parijs gestuurd, de wetenschappelijke hoofdstad met de toonaangevende universiteit.
In Parijs begint Duns opnieuw als baccalaureus. In juni 1303 wordt hij uit Frankrijk verbannen omdat hij in het conflict tussen de Franse koning en paus Bonifacius VIII met de paus instemde. Hij vlucht naar zijn studiehuis in Oxford en geeft vermoedelijk in de eerste helft van 1304 colleges in Cambridge. Nadat het conflict opgelost is, kan hij in de nazomer van 1304 terugkeren naar Parijs, nog steeds als baccalaureus.
In november 1304 stuurt de franciscaanse leiding een aanbevelingsbrief met het verzoek Duns tot magister te laten promoveren: „De in Christus geliefde pater Johannes Scotus, van wiens prijzenswaardig leven, voortreffelijke kennis en uiterst scherpzinnige talent ik, evenals van zijn andere opmerkelijke kwaliteiten op de hoogte ben, deels uit lange eigen ervaring, deels omdat zijn faam overal verspreid is, vertrouw ik aan uw liefde toe.” Het duurt echter nog tot waarschijnlijk het voorjaar van 1306 voordat Duns eindelijk hoogleraar (magister) wordt.
Ondertussen zit hij niet stil. Hard werkt hij door aan de ”Ordinatio”. Daarnaast ontstaat onder meer ook de ”Reportatio Parisiensis”, een soort collegeschrift van studenten dat Duns gedeeltelijk heeft nagekeken en verbeterd. Later houdt hij als hoogleraar een indrukwekkende reeks disputaties: de ”Quaestiones quodlibetales”. In dit werk komen vragen over de triniteitstheologie, de goddelijke almacht, de scheppingsleer en de mensleer aan de orde.
Keulen
In 1307 moet Duns opnieuw Parijs verlaten. Hij vertrekt naar Keulen, waar hij als hoogleraar in het franciscaanse studiehuis werkt. Vermoedelijk schrijft hij hier zijn grote studie ”De Primo Principio”. Dit traktaat over de Godsleer is in de vorm van een gebed geschreven en loopt uit op de uitspraak: „U bent de ene God, buiten wie geen andere is, zoals U hebt gezegd door de profeet.”
In november 1308 overlijdt Duns Scotus op de leeftijd van 42 jaar. Hij laat een enorm oeuvre na waaraan hij maar tien jaar heeft kunnen werken. Slechts drie jaar was hij hoogleraar. Aan commentaren op de Bijbel is hij niet meer toegekomen. Geen enkel werk was af; de ”Lectura”, de ”Ordinatio”, het ”Quodlibet” en zelfs ”De Primo Principio” bleven min of meer fragmenten. Toch hebben weinig theologische werken zo veel invloed op het westerse denken gehad als deze.
Onechte werken
De invloed en de betekenis van Scotus zijn immens, maar de wetenschappelijke bestudering van zijn werk is nog maar net begonnen.
In het begin van de twintigste eeuw werd duidelijk dat de bestaande edities een groot aantal onechte werken bevatten. Omgekeerd werd de belangrijke ”Lectura” pas na 1920 ontdekt. Daar komt nog bij dat de echte werken met allerlei latere aanvullingen zijn weergegeven. Pas sinds 1950 verschijnt een kritische editie van de werken van Scotus, die echter nog lang niet is afgerond.
Reeds in de ”Lectura” laat Scotus zien dat de theologie niet een speculatieve maar een praktische wetenschap is. Het uiteindelijke doel van de theologie ligt in de liefdesrelatie van de mens tot God Drie-enig. Deze visie spoort ook met de persoonlijke spiritualiteit van Duns. Hierin staat het verlangen naar God als de oneindig Goede centraal: „Ik laat niet af om dit oneindig goed, namelijk Hem, te verlangen” (”Lectura” III, 26, 14).
De oneindig Goede is de meest volmaakte Persoon, wat voor Duns inhoudt dat Gods wil goed en vrij is. In wezen is deze vrijheid liefde. God handelt dan ook in overeenstemming met Zijn liefde en goedheid. Zijn vrijheid houdt dus geen willekeur in. Wel veronderstelt deze vrijheid contingentie (of niet-noodzakelijkheid): God kan ook anders handelen dan Hij in feite handelt.
Ook de schepping is contingent. De feitelijke realiteit kan anders zijn dan zij in werkelijkheid is, niet slechts in termen van wat in de toekomst zal gebeuren (diachroon), maar ook op het moment zelf, wanneer iets het geval is (synchroon). Wat gebeurt, had ook anders kunnen gebeuren. Vrije personen kunnen anders handelen dan zij in feite doen, en vaak handelen zij niet zoals zij moeten handelen.
Het doel van de schepping ligt in de menswording van de Zoon, het hoogste werk van God. Christus is door God van eeuwigheid voorbestemd om Gods Zoon in heerlijkheid te zijn. Scotus verwijst hiervoor naar Romeinen 1:3-4.
Deze bestemming is van geen uiterlijke condities afhankelijk, ook niet van de zondeval. Zo wordt aan Christus de hoogste prioriteit toegekend. Aangezien de mens echter gezondigd heeft, gaat aan de verheerlijking van Christus de weg van lijden en kruis vooraf, met het oog op de verlossing van de gelovigen.
In zijn genade- en rechtvaardigingsleer is Scotus augustijns: God bekroont als het ware Zijn eigen gaven aan ons, door Zijn vrije acceptatie van onze wilsdaad, namelijk op grond van de aan ons geschonken liefde. Het menselijke antwoord op Gods liefde is vrij en tegelijk zelf Gods gave van genade.
Griekse filosofie
In dit alles staat Scotus duidelijk voor ogen dat de christelijke leer de concepten van contingentie en vrijheid, individualiteit en personaliteit veronderstelt, terwijl deze concepten uiteindelijk niet te rijmen zijn met de antieke Griekse filosofie. Gemotiveerd door het geloof dat op zoek is naar inzicht, doordenkt de ”doctor subtilis” deze concepten op consequente wijze.
Zo levert hij een belangrijke en nog steeds actuele bijdrage aan de ontwikkeling van een eigen christelijke theorievorming, gemotiveerd door het geloof dat op zoek is naar inzicht.