Reveil / De Waarheidsvriend / Hersteld Hervormd Kerkblad
In het christelijke maandblad Reveil schrijft Arnold van Heusden een column over een bezoek aan de vrijmarkt. Hij doet een rijke vangst.
„Een dame van rond de tachtig staat planten en stekjes te verkopen, inclusief bloempotten. Een van die potten lijkt sprekend op een Wehrmachthelm uit de Tweede Wereldoorlog. Alleen is deze grijs geëmailleerd en hij heeft pootjes en een soort handvat. Ze is verheugd als ik haar op de gelijkenis wijs: „Wat leuk dat u dat meteen ziet. Het is inderdaad een Wehrmachthelm. In de oorlog hadden mijn ouders een boerderij. Er waren Duitse soldaten bij ons ingekwartierd en als kind was ik gefascineerd door die gekke helmen. Ik heb er een in het hooi verborgen. De hel brak los, dat begrijpt u. Ik ging biechten bij mijn vader en die zei: „Problemen hebben we nu toch al. Laat hem lekker zitten, dan houden we er tenminste die helm aan over.”Toen ik trouwde kwam bij het opruimen van mijn kamer die helm weer tevoorschijn. Mijn verloofde zag er meteen iets in. Hij heeft hem laten emailleren en van pootjes en een handvat voorzien. Toen onze eerste geboren werd, heeft hij hem met een prachtig verhaal overhandigd en we hebben hem jaren als potje voor de kinderen gebruikt.
„Een paar jaar geleden kwam ik hem weer tegen, toen ik kleiner ging wonen na het overlijden van mijn man. Mijn zoon heeft toen met grote toewijding gaatjes in dat harde email gemaakt - en nu is het een plantenpot. Maar nu leven we in een andere tijd. Europa komt eraan. Ik wil niet meer denken aan oorlog en lachen om Duitsers. Nu moet iemand anders er maar een tijdje voor zorgen.” Ze haalt diep adem en straalt me toe.
Ik beaam eerbiedig haar verhaal en loop verder. Zo’n bloempot is bij een verhaaltjesverteller niet veilig.”
De Waarheidsvriend
Ds. D. M. van de Linde (Rotterdam-Hillegersberg) schrijft in de Waarheidsvriend over een bezoek aan de stad Weimar en herinneringen aan een cantate van Bach.
„Het zonlicht valt over de stad Weimar, waar onder andere Goethe en Schiller woonden. We gaan de Petrus en Pauluskerk binnen. Hier vond op 8 oktober 1713 de gedachtenisdienst plaats van Aemilia Maria, de weduwe van de vooraanstaande Johan Harres.
De preek gaat over Psalm 94:19. „Ich hatte viel Bekümmernis in meinem Herzen; aber deine Tröstungen erquicken meine Seele.” („Als mijn gedachten binnen in mij vermenigvuldigd werden, hebben Uw vertroostingen mijn ziel verkwikt.”) Is het een trefzekere beschrijving van het leven van Aemilia?
De hofkapelmeester Johan Sebastiaan Bach heeft naar aanleiding van de tekst een cantate geschreven. Het commentaar van Olearis heeft hij uit zijn kast gepakt en hij heeft bestudeerd wat deze theoloog over onder andere het woord ”Bekümmernis” te berde bracht. In deze kerk in Weimar heeft cantate 21 dus voor het eerst geklonken, maar toen was het niet voor het laatst.
Meerdere malen is ze uitgevoerd, ook op de derde zondag na Trinitatis, waarop Lukas 15:1-10 (de gelijkenis van het verloren schaap en de verloren penning) en 1 Petrus 5:6-11 („Werp al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u.”) gelezen werden. Bij de laatste lezing sluit de cantate, die vele schriftcitaten bevat, vooral aan. Ze is niet zozeer betrokken op één bepaalde zondag. Bach tekende er zelf bij aan: „per ogni tempore” (voor alle tijden). De sinfonia, waarmee de cantate inzet, klinkt als een aangrijpende klacht. De hobo zet de toon en de eerste viool stemt in, want tegenspreken is niet aan de orde. Het zal de familie en vrienden van Aemilia hebben ontroerd.
We verlaten de kerk en lopen langs het hotel ”Elephant”. In de nabijheid ervan moet, blijkens een gedenkbord en borstbeeld, Bach gewoond hebben. Voor dit hotel stond ooit een enthousiaste menigte om de Führer, die hier logeerde, naar buiten te roepen, ten einde hem te bejubelen. We verlaten de stad met een gemengd gevoel en rijden de aangrenzende Ettersberg op. Hier ligt het voormalige concentratiekamp, dat ”kamp Weimar” had moeten heten, maar de naam ”Buchenwald” draagt. Ik zie ouderen, met een koptelefoon op, die ze bij de receptie kregen om er gaande door het kamp, de nodige informatie door te horen. Ik zie jongeren, met de dopjes in hun oren van een mp3-speler. Een man van in de vijftig, die groepen rondleidt, vertelt van de gruwelen die hier hebben plaatsgevonden.
Wandelend van de ene plaats naar de andere zijn we stil. Wanneer ik een mp3-speler had, zou ik hier cantate 21 willen horen, het eerste deel althans, op de appelplaats de klagende tonen van de sinfonia en het eerste deel van het openingskoor, dat de woorden van Psalm 94:19 weergeeft. Na het ”aber” wordt de toon volstrekt anders. Het gaat daarin immers om de vertroosting. Aan die omslag ben ik op deze troosteloze plek onder de hemel, nog lang niet toe. Veeleer komt bij de barak waar gemarteld werd, de aria, die volgt me in gedachten, een klaagzang vol dissonanten en seufzer, met een zeer knerpende dissonant op ”Schmerz” en de zeer lage toon, alsmede stilstand bij het woord ”Tod”. Op deze plek is gezucht en pijn geleden naar lichaam en ziel. Hier heerste de dood. Ook het recitatief, dat erop volgt, is veelzeggend. Hierin krijgt de verbijstering een adres. Psalm 22 wordt geciteerd. De aanvechting, dat de God op Wie de vaderen vertrouwden, Die hulp bood, tot Wie je roept, het klagen niet hoort, ”grausam” wreed, geworden is.
„Stromen van tranen, storm en vloed, mast en het anker die breken, hier verzink ik in de hel.” Het refrein van Psalm 42 en 43 klinkt in de voorlaatste aria van het eerste deel. „Wat buigt gij u neder o mijn ziel en zijt onrustig in mij? Hoop op God.” De stemmen zetten op een canon-achtige wijze in. Want de nood is niet alleen van alle tijden, ze begint telkens opnieuw. Buchenwald werd na de Tweede Wereldoorlog een kamp voor vijanden van het communisme. De man die ons rondleidt vertelt dat sommige beulen spoedig na de oorlog vrijkwamen. Wordt niet vervolgd dus. Op de derde zondag na Trinitatis zwijgt het koor na dit koraal. De verkondiging zal nu plaatsvinden. De pijn, de ellende, het verdriet, de dood is niet het laatste. Er moet echter wel heel veel gebeuren om de toonzetting te veranderen. Een wonder, een flits van het Koninkrijk, als er inderdaad een ander, niet goedkoop, maar werkelijk troostvol ”wordt vervolgd” bestaat.”
Kerkblad
Waar is de hel? Een korte vraag en een bondig antwoord, gelezen op de jongerenpagina van het Kerkblad (uitgave van de Hersteld Hervormde Kerk)
„Een ongelovige spotter vroeg eens aan een gelovig christen: „Kunt u mij ook zeggen waar de hel is?”
En het duidelijke en ware antwoord kwam even vlug als onverwacht: „Aan het einde van een leven waarin Christus werd verworpen!””