Kerk & religie

Verplichte registratie kerken roept vragen op

De verplichte registratie van kerken -vanaf 1 juli bij het Handelsregister- betekent feitelijk een invoering van een voorwaarde om kerkgenootschap te mogen zijn. Dat is een uitholling van de bestaande wetgeving voor kerkgenootschappen. Zij kan mogelijk ook een inperking van de godsdienstvrijheid betekenen, vindt de Utrechtse jurist mr. drs. T. van Kooten.

Kerkredactie
3 June 2008 08:41Gewijzigd op 14 November 2020 05:55

Die voorwaarde voldoet zijns inziens ook niet aan de bij de grondwet gestelde eis voor een dergelijke beperking: of een zelfstandig lichaam een kerkgenootschap is, wordt nu eigenlijk overgelaten aan de Kamers van Koophandel.Van Kooten betoogde dit maandag in Amsterdam tijdens een symposium over registratie van de kerkgenootschappen, georganiseerd door het Centrum voor Kerk en Recht aan de Vrije Universiteit. Voor 31 december 2009 moeten alle kerkgenootschappen in Nederland zich registreren bij de Kamers van Koophandel. Reden van de nieuwe Handelsregisterwet, die op 1 juli in werking treedt, is onder meer het efficiënt functioneren van de overheid, het tegengaan van criminaliteit, de bevordering van rechtszekerheid in het economisch verkeer en het verminderen van administratieve lasten van ondernemingen.

Religieuze gemeenschappen die kerkgenootschap willen zijn, hebben momenteel rechtspersoonlijkheid op grond van artikel 2:2 van het Burgerlijk Wetboek. Deze wetsbepaling stelt daarvoor geen nadere voorwaarden. De gedachte daarachter is dat de staat -vanuit het beginsel van scheiding van kerk en staat handelend- niet aan kerkgenootschappen mag voorschrijven hoe zij zich organiseren en dus ook geen voorwaarden mag stellen.

Met de invoering van de registratieplicht blijft dit in theorie nog steeds zo, aldus Van Kooten. „In de praktijk wordt echter wel degelijk een vormvoorschrift of oprichtingseis gesteld, namelijk de registratie. Als een kerkgenootschap zich niet laat registreren, zijn de bestuurders strafbaar en zullen andere deelnemers aan het maatschappelijk verkeer niet meer met het kerkgenootschap zaken willen doen.”

De criteria die het Handelsregisterbesluit noemt bij de inschrijving van rechtspersonen en ondernemingen, zijn niet specifiek toegesneden op bijvoorbeeld inschrijvingsverzoeken van kerkgenootschappen, zo zei Van Kooten. De Kamers van Koophandel missen ook specifieke deskundigheid voor de kerken. „Zij zijn opgericht om de koophandel en het bedrijfsleven te bevorderen. Ten aanzien van de beoordeling van wat nu wel of niet een kerkgenootschap is, zijn ze niet toegerust.”

Verder zag de Utrechtse jurist ook lastenverzwaring voor kerkgenootschappen, al zal deze vermoedelijk meevallen. „Maar dat doet niets af aan de principiële vraag of kerkgenootschappen, die immers hierom niet hebben gevraagd en ook geen voordeel ondervinden, hiervoor toch moeten betalen.”

Een kerkgenootschap kan bij weigering van registratie een beroep instellen bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBB). Dat is echter volgens Van Kooten alleen toegerust om juridische kwesties met betrekking tot het bedrijfsleven te beslechten. Verder kan het CBB als bestuursrechter slechts marginaal toetsen.”

Van Kooten noemde de nu gekozen vorm van registratie een gemiste kans van de wetgever om aan kerken die daaraan wél behoefte hebben (bijvoorbeeld migrantenkerken) een registratiemogelijkheid te bieden én aan kerken om te laten registreren hoe zij hun vertegenwoordiging naar buiten toe hebben geregeld: welk kerkelijk orgaan is bevoegd het kerkgebouw te verkopen en te verhuren?

tussenkop (u16(Economisch delict

Prof. mr. T. J. van de Ploeg (privaatrecht, Vrije Universiteit te Amsterdam) wees erop dat kerkgenootschappen sinds de negentiende eeuw geen erkenning van rechtswege nodig hebben, omdat ze gewoon rechtspersonen zíjn. Er zijn geen op- en inrichtingseisen. Er is alleen een registratieplicht voor privaatrechtelijke organisaties. Nu is het echter een „economisch delict” om zich niet te registeren, zo gaf hij de nieuwe situatie weer.

Van de Ploeg wilde ook niet te veel zijn bezwaren uiten over de nieuwe wet omdat hij als lid van het CIO (het interkerkelijk orgaan voor contact van de kerken met de overheid) niet op de discussie vooruit wilde lopen. Is de registratieplicht in strijd met de godsdienstvrijheid? zo vroeg hij zich af. Antwoord: Ja, voor zover godsdienstige organisaties niet zouden toegestaan zijn zonder registratie. Nee, voor zover registratie is gekoppeld aan rechtspersoonlijkheid. Registratie van religieuze organisaties moet op zich niet verplicht zijn, en zo ja, dan dienen in ieder geval geen zware eisen te worden gesteld om rechtspersoonlijkheid te verkrijgen.

Dr. C. van den Broeke, voorzitter van het Centrum voor Kerk en Recht, stelde dat er Bijbels-theologisch niet zo veel tegen registratie van kerken in te brengen is. Wel is belangrijk: wat is het doel van de registratie, wie wordt er beter van? Maar ook: wie ben jezelf? Hij liet onder meer uit het verleden zien dat de afgescheidenen en latere gereformeerden geen moeite hadden om erkenning door de overheid aan te vragen. De meesten lieten zich registreren, al dan niet met het opgeven van de aanduiding ”gereformeerd”.

Dr. J. W. Sap, universitair hoofddocent Europees recht aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, stelde dat registratieplicht voor religieuze gemeenschappen voor nationale overheden op zich niet te maken hoeft te hebben met angst voor religieus extremisme. Het kan ook worden gezien als uiting van de behoefte aan zekere controle bij de handhaving van bestaande rust en orde. „Dus niet de registratie op zich, maar de aard van de eventuele rechtsgevolgen maken registratie tot een probleem. Gaat het om acceptatie als godsdienst of overtuiging, is het voorwaarde voor het verkrijgen van rechtspersoonlijkheid, zijn er fiscale gevolgen? De ene keer is weigering een gemeenschap te registeren slechts een neutrale bestuurlijke handeling, de andere keer is sprake van grote negatieve gevolgen, waardoor de registratieplicht als discriminerend uitvalt.”

Drs. L. C. van Drimmelen, oud-kerkrechtdocent aan de Universiteit van Amsterdam en de Vrije Universiteit, vroeg aandacht voor de gevolgen voor de „honderden minikerkgenootschappen” in Nederland, zoals de migrantenkerken. Het is voor hen erg moeilijk om kerkruimte vinden. Als mensen daar met hun collectegeld naar een bank gaan, dan hebben ze een groot probleem.

In zijn hoedanigheid als adviseur van Samen Kerk in Nederland (SKIN) moest hij vele keren meegaan voor het openen van een bankrekening of het bemiddelen bij een notaris wanneer migrantenkerken zich als kerkgenootschap wilden inschrijven. „Soms heb ik verzucht: was er maar een registratie van kerkgenootschappen. Heel veel problemen bij migrantenkerken zouden dan opgelost worden.”

Registratie van kerken wordt straks niet meer een aangelegenheid van het ministerie van Justitie van maar van Economische Zaken. Hier begint het bij mij te kriebelen, zei Van Drimmelen. „Kun je alleen externe rechtshandelingen in het burgerlijke rechtsverkeer verrichten als je ingeschreven bent in het handelingsregister? Veel migrantenkerken hebben principieel geen kerkelijk statuut of kerkorde, maar hebben wel degelijk een overdekte ruimte nodig om te worshippen. Zij kunnen dus niet ingeschreven worden in het handelsregister. Inschrijven gaat kerken geld kosten. Bovenlokale kerkelijke lichamen hoeven niet te betalen, wel plaatselijke kerken, die soms weinig geld hebben. Mijn vreugde over deze registratie wordt dus wel getemperd.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer