Getuigen
De hemel en de aarde worden genomen als vertegenwoordigers van alle schepselen. Tot die allen zegt de profeet van Godswege: Hoort. Tot de aarde zegt Hij: Neem ter ore. Zo spreekt God tot Israëls beschaming hier alle levenloze en redeloze schepselen aan. Het is als waren zij beter geschikt dan dat volk, omdat zij zich niet boosaardig aanstellen. Ja, zelfs de schepselen horen op hun wijze, want hun Schepper spreekt door Zijn gezant en dienstknecht Jesaja.Wat hier gehoord moest worden, was Gods beschuldiging tegen Zijn ondankbaar volk. We zien in deze tekst een vergelijking tussen redeloze dieren en het volk van Israël. Het is een vergelijking van de kennis, waarin die beesten dat volk beschamen. Een os en een ezel worden vaak bij elkaar gesteld. Zo heeft een os een bezitter, een eigenaar, aan wie hij toebehoort. Het zijn niet alleen onvernuftige beesten, maar ook domme beesten. Evenwel, zo’n os kent nog wel zijn heer die boven hem staat. Maar deze mensen tot wie God spreekt, waren nog onvernuftiger. Mijn volk verstaat niet, zegt de Heere.
De Heere zegt nog wel: Mijn volk. Hij noemt die naam nog, om het verbond dat Hij met hun vaderen heeft opgericht. Als een os en een ezel de geringe weldaden van hun heer kenden, hoe moest Israël dan zijn ontvangen weldaden niet kennen? Had God dan geen rechtvaardige reden om hemel en aarde tot getuigen te roepen?
Carolus Tuinman, predikant te Middelburg (Keurstoffen, 1740)