Verdreven uit de oasen van het verleden
„Secularisatie is het terugdringen van het geloof tot een „pure privézaak.” Zo typeerde de bekende theoloog prof. dr. H. Berkhof jaren geleden de ontkerstening. De uitspraak van de Commissie Gelijke Behandeling (CGB), deze week, over de positie van de gewetensbezwaarde trouwambtenaar onderstreept deze stelling krachtig. Prima dat mensen bezwaren hebben tegen het homohuwelijk. Dat recht kan niemand hen ontzeggen, mits ze met die gedachten in hun hoofd maar niet optreden in openbare ambten.
De uitspraak van de CGB dat gewetensbezwaarde trouwambtenaren geen enkel huwelijk moeten sluiten, geeft aan dat ons land niet alleen afrekent met de christelijke waarden, maar zelfs de scheppingsordinantie terzijde schuift. Immers de Heere God schiep man en vrouw en bracht hen tot elkaar. De man zou voortaan vader en moeder verlaten en zijn vrouw aankleven „en zij zullen tot een vlees worden” (Gen. 2:24).Het huwelijk tussen twee mensen van hetzelfde geslacht is met de legalisering van het homohuwelijk op één lijn gesteld met de unieke verbintenis tussen een man en een vrouw. Voortaan moeten alleen ambtenaren die deze gelijkstelling erkennen, worden toegelaten tot de trouwzaal. Daarmee wordt een dikke streep gehaald door het exclusieve karakter van het huwelijk zoals de Schepper dat heeft gewild.
Deze beslissing gaat verder dan beperkingen voor het luiden van kerkklokken of de afwijzing van een subsidieaanvraag voor een christelijke instelling. Hier wordt een paradijsbloem welbewust vertrapt.
De uitspraak van de CGB is tekenend voor het antichristelijk karakter -dat is meer dan het onchristelijk karakter- van onze samenleving. Die situatie dwingt tot herbezinning van christenen.
Issaschar
Voor die bezinning is het doorgronden van de tijdgeest een eerste stap. Toen de duizenden vertegenwoordigers van de verschillende stammen van Israël naar Hebron waren gekomen om David te vragen het koninkrijk van Saul op zich te nemen, vielen de 200 hoofden uit de stam van Issaschar nauwelijks op. Toch was het een groep die de aandacht trok. De mannen onderscheidden zich omdat ze „ervaren waren in het verstand van de tijden om te weten wat Israël doen moest.” En zij hadden gezag, want „al hun broederen pasten op hun woord” (1 Kron. 12:32).
Voor christenen aan het begin van de 21e eeuw klemt het beslist het voorbeeld van de hoofden van Issaschar te volgen. De Heere gebiedt ook in Zijn Woord de geesten te beproeven en te doorgronden.
Ook al heeft Christus voorspeld dat Zijn volgelingen het niet gemakkelijk op aarde zullen hebben en naarmate het eind der tijden nadert hun positie steeds moeilijker zal zijn, toch draagt Hij hen op waakzaam te zijn om niet meegevoerd te worden in de maalstroom van secularisatie en wetteloosheid.
Christelijke tolerantie
De CGB-uitspraak van deze week kan worden gezien als uitvloeisel van het tolerantiedenken. Dat christenen in deze moderne samenleving nog steeds vasthouden aan Bijbelse waarden en normen onderstreept volgens veel eigentijdse denkers hoe intolerant hun geloof is. Christenen wensen volgens de meeste opinieleiders hun wil op te leggen aan burgers die er anders over denken en zij weigeren mensen met een afwijkende mening te accepteren.
Te gemakkelijk laten veel christenen zich dit verwijt aanleunen. Het is namelijk volstrekt onterecht christenen neer te zetten als een intolerant volk. Er is geen enkele godsdienst die zo nadrukkelijk spreekt over het gebod de medemens te aanvaarden als gelijkwaardig. De Bijbel gebiedt mensen om elk ander individu te zien als een even waardevol schepsel van God en hem ook lief te hebben als zichzelf.
Tolerantie van de medemens is een Bijbels gebod. Paulus dringt er in de Romeinenbrief op aan vrede te houden met alle mensen zo veel als in iemands vermogen ligt (Rom. 12:18), de medemens te aanvaarden (Rom. 15:7) en goed te doen aan alle mensen, maar het meest aan de huisgenoten des geloofs (Gal. 6:10).
Het is dus helder dat tolerantie ten opzichte van de mensen en het christelijk geloof kunnen, of liever: moeten samengaan. De Heere Jezus gaf daarbij het voorbeeld. Hij sprak respectvol met de Samaritaanse vrouw, at met tollenaren en bejegende melaatsen vriendelijk. Voorbeelden van omgang met mensen waarop voor de Jood een taboe rustte. Deze vorm van tolerantie waardeert, respecteert en accepteert individuen zonder noodzakelijkerwijs hun gedrag of de overtuiging goed te keuren.
Want daarin ligt het onderscheid tussen de christelijke, klassieke tolerantie en het moderne denken. Het aanvaarden van de medemens wil niet zeggen dat zijn gedrag of opvattingen worden goedgekeurd. De zonden maken scheiding. Zij maken allereerst scheiding tussen God en mensen, maar ook tussen mensen onderling.
Traditionele tolerantie heeft altijd onderscheid gemaakt tussen wie we zijn en wat we doen. Christenen weten dat zij zondaren nooit mogen afwijzen, maar wel het zondig gedrag van mensen moeten afkeuren.
Gedrag
De moderne opvatting van tolerantie zoals die in media, onderwijs en politiek wordt gehanteerd, kent dat onderscheid niet. De moderne Spaanse filosoof Fernando Savater schrijft in zijn boek ”El Mito Nacionalistica”: „De definitie van de nieuwe tolerantie is dat elke individuele opvatting, levensstijl en opvatting over de waarheid het recht op erkenning opeist. Er is ook geen onderscheid tussen godsdiensten in waarheidsgehalte. Geen enkel geloof kan stellen de waarheid in pacht te hebben. Het standpunt van de één is volstrekt gelijk aan dat van de ander en elke waarheid is betrekkelijk.”
De moderne opvatting van tolerantie is dus dat er geen onderscheid gemaakt mag worden tussen een individu en zijn daden. Zij gaat uit van de stelling: een mens is wat hij doet. Dat is het denken waarin de CGB-uitspraak over de bezwaarde trouwambtenaar wortelt. Als iemand geen homohuwelijk wil sluiten, wijst hij in die opinie dus ook homo’s als mens af.
Tactiek
Het tolerantiedenken hanteert een vileine strategie, met de bedoeling mensen die niet in het spoor wandelen, te isoleren. Enkele kenmerken.
Beschuldiging van fobie
Mensen die niet meegaan in deze moderne denklijn worden beschuldigd van fobie of angst. Voor de progressieve opinieleiders is duidelijk dat gewetensbezwaarde trouwambtenaren lijden aan homofobie.
Beschuldiging van haat
Afwijzing van het moderne tolerantiedenken wordt vaak ook omschreven als een uiting van haat. Instellingen die homoseksuelen hulp bij hun problemen aanbieden krijgen daarom al snel het etiket homohaters opgeplakt.
Beschuldiging van fanatisme
Het hebben van een duidelijke overtuiging die het moderne denken afwijst, wordt uitgelegd als fanatisme. Als de ene waarheid of het ene geloof gelijkstaat aan het andere, dan zijn christenen die zeggen dat Christus de Waarheid is, onverdraagzame fanatici. En met fanatici hoef je geen rekening te houden anders dan ze te beteugelen, want zij zijn een gevaar voor de samenleving.
Tolerantie nodig
De huidige maatschappij is doortrokken van dit moderne tolerantiedenken. Laat duidelijk zijn: in een maatschappij is tolerantie onmisbaar. Wanneer mensen hun medemens niet meer verdragen, ontstaat een onleefbare situatie.
Dat betekent echter niet dat het moderne tolerantiebegrip omhelsd moet worden. Integendeel, dat leidt uiteindelijk tot een onmenselijke maatschappij. Immers, waar liggen de grenzen? Waarom het gedrag van de één wel accepteren en dat van de ander niet?
Moderne denkers stellen dat mensen hun gang mogen gaan, zolang ze anderen maar niet hinderen. Maar wie bepaalt dat laatste als er geen wetten en regels zijn die zijn afgeleid van onopgeefbare waarden?
De Britse christelijke apologeet G. K. Chesterton (overleden in 1936) zei: „Tolerantie is de deugd van een man die geen principes heeft.”
Oasen van het verleden
Een christen leeft uit een beginsel, heeft een principe. Dat mag hij nooit opgeven en daardoor komt zijn levenshouding op gespannen voet te staan met het moderne tolerantiedenken.
Ruim dertig jaar geleden schreef dr. W. J. Aalders, de bekende doorschouwer van de tijdgeest, al in zijn boek ”Burger van twee werelden”: „De grote veranderingen, die zich in deze eeuw voltrekken, betekenen voor de christenen dat zij uit de oasen van het verleden gevoerd worden. (…) Wij zijn teruggekeerd in de barre werkelijkheid van de gevallen en zondige wereld. Verbaasd en verwonderd kijken we daarom terug naar het christendom van de vorige eeuwen. Wij ervaren iets van heimwee naar het verleden. (…) Wij voelen ons in deze tijd zwalkers op een zee, waarin wij de wegen en kusten niet kennen.”
Kerk in de woestijn
Met heimwee naar het verleden redden christenen het niet. In de nieuwe situatie, die beslist minder comfortabeler is dan die in het verleden, komen christenen niet verder met mijmeren over en hunkeren naar die goede ouwe tijd. Integendeel, zij zullen zich moeten heroriënteren en een weg vinden.
Enkele aanzetten:
Van belang is goed te onderscheiden waar het moderne tolerantiedenken zijn pijlen op richt. Is het persoonlijk belang doelwit of richt men zich op het Hogere belang? Anders gezegd: staat de positie van christenen of de naam van Christus ter discussie? Christenen lopen het risico dat te verwarren. En dat is ook moeilijk te onderscheiden. Christenen in de OudexxVroege Kerk hebben verdrukking en vervolging verdragen en zwegen als hen persoonlijk leed werd aangedaan. Maar zij verhieven hun stem als de naam van hun Koning werd bespot. Dat betekent dat christenen nu bedaard en geduldig moeten zijn als het om hun eigen persoon gaat, maar als de persoon en het werk van Christus worden aangetast, dan is hij geroepen scherp en fel te reageren. Op dat punt is lijdzaamheid zonde.
Christenen kunnen nooit de exclusiviteit van het geloof in Jezus Christus als de enige Weg tot de Waarheid en het Leven opgeven.
De opdracht voor christenen in onze ontkerstenende samenleving is in woord en daad te laten zien wat het geloof betekent. Christenen hebben soms de neiging, onbewust, om de ander met het zwaard van hun eigen woorden en argumenten te dwingen het christelijk geloof te aanvaarden. Sinds Karel de Grote is bekend dat kerstening met het zwaard niet lukt. Juist in landen waar de christenen het moeilijk hebben, worden andersdenkenden overtuigd van de waarheid van het christelijk geloof door het gedrag van christenen. Zij brengen daar het „gij geheel anders” in praktijk.
Het is nodig te beseffen dat de cultuur en de samenleving steeds verder van de Bijbelse waarden en normen komen te staan. Dat is ook door de Heere Jezus zelf voorzegd. De druk op christenen zal toenemen en de vanzelfsprekendheid van het geloof verdwijnt. Daarmee ook de verworven rechten die christenen in de achterliggende jaren hadden. Zoals Aalders zei: „Christenen worden uit de oasen van het verleden gevoerd.” De gang van de kerk zet zich voort door de woestijn van de geschiedenis. Dat vraagt een volgzame houding van christenen, achter de wolkkolom aan. De Kerk kan alleen maar het kompas van het Woord volgen dat wijst naar het Jeruzalem dat boven is.
Samenvattend: christenen moeten strijdbaar zijn als het gaat om de rechten van hun Koning, lijdzaam als hun eigen positie in gevaar is. Daarbij is er voor de Kerk wel de troost dat de moeiten en de zorgen eens voorbij zijn.