„Het fijne goud is verdonkerd”
Het fijne goud is verdonkerd. Gods keurlingen worden ingezameld. Het wordt leeg op de aarde, maar het wordt vol in de hemel. Dat zei ds. P. Blok, predikant van de gereformeerde gemeente te Kootwijkerbroek, zaterdag in Barneveld tijdens de jaarlijkse toogdag van de Gereformeerde Bijbelstichting (GBS).
De GBS-voorzitter maakte bekend dat er vorig jaar Bijbels geschonken zijn ter waarde van 190.000 euro. Onder donateurs wordt begin volgend jaar een actie gehouden voor de verspreiding van complete Roemeense Bijbels.
Ds. Blok benadrukte in zijn openingswoord de noodzaak van het separeren tussen de algemene en de bijzondere roeping. „De ontdekkende, ontblotende prediking voert de mens niet naar toestanden terug, maar naar zijn staat. Er moet een staatsvernieuwing en een overzetting plaatshebben.”
De predikant dacht met heimwee terug aan het verleden, aan het volk op de gezelschappen. „Verstaan we nog de taal van de oudjes? Het plaatsmakende werk is nodig in de standen van het genadeleven. Tegenwoordig worden ze volwassen geboren, maar God komt alleen op Zijn eigen werk terug. Geloven we dat nog?”
Ds. F. Mallan, emeritus predikant van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, sprak over 2 Petrus 1:19, over het profetische Woord dat zeer vast is. Christus is het middelpunt van van dat Woord. „Christus zal als de blinkende Morgenster gekend moeten worden, maar ook als de Zonne der Gerechtigheid, om Hem als Rechter te leren kennen.” De apostel wijst van zijn bevindingen af en ziet op Gods Woord. „Gods ware volk is het erom te doen dat de bevinding op het Woord gegrond is, anders zal het geen dageraad hebben.”
Hij keerde zich tegen de tendens om de oude Statenvertaling aan te passen. Ds. Mallan riep jongeren op de oude geschriften te lezen en zich in de oude druk te oefenen. Het acht geven op Gods Woord betekent het onderscheiden tussen de uitwendige en de inwendige roeping. „Men wil tegenwoordig zo graag jongeren met het Evangelie bereiken en men zegt dan dat Jezus voor hen gekomen is. Op de uitwendige roeping moet men dan maar afgaan, de inwendige roeping schijnt niet meer nodig te zijn.”
Ds. C. Hogchem, predikant van de gereformeerde gemeente in Barneveld, sprak over 1 Koningen 21:3. Naboth wilde de erve van zijn vader niet aan koning Achab geven. God had aan elke Israëliet iets geschonken van het land Kanaän met de bepaling dat het van geslacht tot geslacht doorgegeven zou worden. „Naboth had niet alleen een Bijbel in zijn hoofd, maar ook in zijn hart. Dat werd hem tot richtsnoer van zijn leven. Zijn erfdeel was een onderpand voor het hemelse Kanaän. Hij had deel aan God, naar het vrije van Gods welbehagen.”
Naboth kende het verborgen leven waar niemand van afwist, maar wist ook van een afgesneden zaak op aarde, van een soevereine kracht en macht in de Zoon van Gods liefde. „Daar komt het ook in onze dagen meer dan ooit op aan.”
Ds. K. Hoefnagel, christelijk gereformeerd predikant te Katwijk aan Zee, mediteerde over 2 Koningen 1, over de dood van Ahazia. Ahazia zocht heil bij Beëlzebub, bij de afgoden en bij valse profeten die geruststellen. Dat is ook wat voor velen vandaag geldt: de mensen willen graag bedrogen worden; de scherpe kantjes moeten van Gods Woord worden afgehaald. Het wordt moeilijker en donkerder op aarde, al moeten we het verleden ook niet idealiseren, zei ds. Hoefnagel.
Dat blijkt uit de geschiedenis van Ahazia, waar geen respect was voor het ambt en waar tot driemaal toe de hoofdman en de soldaten door het vuur getroffen werden toen ze de man Gods riepen om af te komen. „De derde hoofdman vreesde echter God. Kwam je die mensen maar meer tegen. Er mag beslag zijn, maar er moet meer zijn. Christus heeft het hemelse vuur verteerd opdat Zijn Kerk zou behouden worden.”
Ds. A. Vlietstra, hervormd predikant in Katwijk aan Zee, sprak over Matthéüs 13, over de gelijkenis van het tarwe en het onkruid. De landman is de Zoon des Mensen, Die komt met Zijn zaad op Zijn akker. „Het is het zaad van het levende Woord van de Heere, gestrooid op de wereld. Daar ligt zendingsperspectief. Zijn dienstknechten hebben het goede zaad te strooien. Dat zaad is van uitnemende kwaliteit. Daaraan mogen wij niets toevoegen wat van onszelf is.”
Maar temidden van het zaad wordt ook het onkruid gezaaid. „Het is een trek van de boze dat hij de landman er niet één gunt. Er is geen zichtbaar verschil tussen goed zaad en onkruid. Maar het onderscheid wordt gezien bij het opwassen. Dienstknechten kunnen het schijngeloof niet herkennen, maar het is de Heere, Die het openbaar maakt. Zegt u: Ik ben onkruid? Het wonder is dat bij God vandaan onkruid tarwe kan worden.”
Ds. A. J. Wijnmalen, hervormd emeritus predikant en tweede voorzitter van de GBS, besloot de toogdag vanuit Psalm 45:4, het tweesnijdend scherpe zwaard van Gods Woord. „Als we door het Woord getroffen worden, leren we onze vijandschap en schuld kennen, om dan als een helwaardige het recht te billijken en zo de Middelaar te leren kennen. Gods ware volk komt echter nooit boven het ellendige bestaan uit.”