Bij mij
„En zie, of bij mij een schadelijke weg zij; en leid mij op de eeuwige weg.” (Psalm 139:24)
Er is nog een subtieler zelfbedrog. Het is een weg die in de grond even schadelijk en zielsverderfelijk is, doch die in de eerste opslag zich niet zo klaar aan het verstand en het geweten openbaart. De satan en het bedrieglijke hart weten zich er zeer listig mee te vermengen, en dat dan nog met enige schijn. Iemand zou zijn gehele leven op zo’n weg kunnen wandelen, met gebrek aan licht. Dus zou hij kunnen menen in te gaan en niet kunnen.Daar heeft David in de eerste plaats in deze psalm het oog op, met een oprechte zucht om daarvan nog bijtijds door het ontdekkend licht van Gods Heilige Geest overtuigd te worden. Hij heeft het over hoe men met God in het verbond kan treden, maar met een heimelijke achterhouding van deze of gene lust, of heersende boezemzonde. Dat wordt in de Schrift genoemd: een hart dat niet recht voor God is. Zo kan men zich wel voor een tijd tot Jezus wenden en Hem op eigen wijze aannemen, ja, zich zelfs wel aan Hem schijnen over te geven en toch niet geheel aan zichzelf sterven. Ja, dat kan: zonder een geheel, volkomen verzaken van al wat buiten Jezus is, tot Hem komen. Men kent Hem niet op een bevindelijke wijze, noch de gemeenschap van Zijn lijden en is Zijn dood niet deelachtig.
Joachimus Mobachius predikant te Den Bosch (”De staat van een uitverkorene”, 1744)