Opinie

Laat onderwijshart weer kloppen

Het onderwijsblad DRS Magazine deed een uitgebreid onderzoek onder docenten, leerkrachten en directieleden uit voornamelijk het reformatorisch onderwijs. D. D. Both is bezorgd over de moeizame relatie tussen de schoolleiding en leraren die daaruit blijkt. Het is nodig dat beide groepen meer met elkaar in gesprek gaan.

9 April 2008 15:46
„Een tweede belangrijk aandachtspunt betreft het gebrek aan waardering dat nogal wat leraren, maar ook leidinggevenden, ervaren.” Foto RD, Anton Dommerholt
„Een tweede belangrijk aandachtspunt betreft het gebrek aan waardering dat nogal wat leraren, maar ook leidinggevenden, ervaren.” Foto RD, Anton Dommerholt

De personeelsleden in het reformatorisch en christelijk onderwijs zijn over het geheel genomen redelijk tevreden over de sfeer en collegialiteit binnen de school, zo blijkt uit het onderzoek van DRS. Ook gaan veruit de meesten van hen met plezier naar het werk. Zij geven aan dat het omgaan met en vormen van kinderen of jongeren veel positieve invloed heeft op hun werken in het onderwijs. Evenals het overdragen van kennis.Hierbij valt op dat men in het primair onderwijs (PO) en hoger beroepsonderwijs (HBO) significant meer tevreden is over nagenoeg alle thema’s die onderzocht zijn dan hun collega’s in het voortgezet onderwijs (VO) en middelbaar beroepsonderwijs (MBO). Dit geldt wel in het bijzonder waar het de relatie met de schoolleiding betreft.

Het getoonde leiderschap van de schoolleiding wordt door zo’n kwart van de respondenten uit het VO en MBO zeer gewaardeerd en door zo’n 33 procent enigszins gewaardeerd. In het PO en HBO waardeert bijna de helft van de respondenten het getoonde leiderschap zeer. Een vergelijkbaar beeld wordt zichtbaar als het gaat over de vraag of de schoolleiding voldoende op de hoogte is van de dagelijkse onderwijspraktijk.

Of de schoolleiding er merkbaar is ten dienste van het primaire proces is voor een kleine 20 procent van de VO’ers en MBO’ers geen vraag; zij zijn het zeer eens met de stelling. Voor de resterende 80 procent ligt dit niet zo duidelijk of ervaart men niet of nauwelijks dat de schoolleiding er is ten dienste van het primaire proces.

Visie
Het reformatorisch onderwijs is te karakteriseren als een onderwijstype met een vrij homogeen personeelsbestand. Toch wil dit niet zeggen dat de visie op onderwijs een breed gedragen en gedeelde visie is. Met name in het VO en MBO is hier geen sprake van. Zo’n 50 procent van de respondenten uit deze sectoren is het enigszins of zeer eens met de stelling dat de schoolleiding voldoende visie heeft. Maar slechts 24 procent van VO’ers en MBO’ers kan zich ook goed vinden in de visie van de schoolleiding. Een derde deel kan zich enigszins vinden in de visie van de leiding. Het resterende deel -VO 32 procent en MBO 43 procent- kan zich niet vinden in de visie van de schoolleiding.

De resultaten kunnen hard aankomen bij al die schoolleiders die dag in, dag uit met veel toewijding leiding geven aan hun school en zich inspannen om een klimaat te creëren waarbinnen de collega’s in staat zijn optimaal te functioneren. Desondanks is het goed de uitkomsten niet al te gemakkelijk terzijde te schuiven. Dat de relatie tussen schoolleiding en lerarenkorps in Nederland onder toenemende druk staat, zal door niemand ontkend worden. En dat dit het reformatorisch onderwijs niet voorbijgaat, wordt uit dit onderzoek duidelijk. Interventies zijn dan ook nodig. Van zowel de schoolleiding als het lerarenkorps.

Het DRS-onderzoek geeft een aantal zaken aan die wellicht betrokken kunnen worden bij een gesprek over het voorkomen of doorbreken van een impasse. Opvallend is bijvoorbeeld de invloed van de grootte van de school waar men werkt. Scholen met een personeelsbestand met minder dan veertig personeelsleden scoren significant hoger waar het de relatie met de schoolleiding betreft dan grotere scholen.

Praatje
In het verlengde hiervan valt op dat VO-scholen significant lager scoren in hun waardering voor het management dan PO-scholen. Wellicht creëren de kleinschaligheid en een overzichtelijk organogram, in combinatie met relatief meer aandacht voor gezamenlijke activiteiten en overlegmomenten, een klimaat waarin men weet wie de leidinggevende is, wat hij/zij vindt en hoe hij/zij het werk van de leraren waardeert. Uitdaging kan zijn de grootschaligheid kleinschalig(er) te organiseren.

Een tweede belangrijk aandachtspunt betreft het gebrek aan waardering dat nogal wat leraren -maar ook leidinggevenden- ervaren. Een van de lessen uit het onderzoek is dat velen de menselijke component missen: waardering, feedback of soms gewoon een praatje. De oplossing van dit probleem is gemakkelijker dan we misschien denken.

Signaleren is nodig. Hier mag het echter niet bij blijven. Wellicht kunnen de uitkomsten van het onderzoek het bewustzijn van de ernst van de problematiek bij het management en bij het lerarenkorps vergroten, waardoor de strijdbijl begraven wordt en allereerst en allermeest met elkaar gesproken wordt over leerlingen, onderwijs en het voorrecht van bijzonder onderwijs. Alleen dit zal het onderwijshart van leidinggevenden en leraren daadwerkelijk doen kloppen.

De auteur is hoofdredacteur van DRS Magazine en projectleider van het genoemde onderzoek.

www.drs-online.nl voor meer informatie over het onderzoek.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer