„Er móét toch een kerk blijven in Irak”
De recente ontvoering en dood van de Chaldeeuws-katholieke aartsbisschop van Mosul, Paulos Faraj Rahho, hebben de angst van christenen in Irak alleen nog maar versterkt. Is er nog perspectief voor de christenheid in het door geweld geteisterde land? „Ik hoop het, ik bid erom. Er móét een kerk blijven in Irak.”
„Het zou toch schandalig zijn als er in Irak, ooit een behoorlijk christelijk land, straks geen kerk meer is!” fulmineert Mark Faber, werkzaam voor de internationale organisatie Open Doors. Maar, moet ook hij toegeven, „de omstandigheden zijn zeer, zeer zorgelijk.”Faber -een pseudoniem- was enkele weken terug nog in het Tweestromenland. Dat wil zeggen: in het noorden. „Verder kom je het land niet meer in. In een stad als Mosul heerst volstrekte anarchie. Tien groepen maken het onmogelijk de stad nog binnen te gaan. Zelfs het Amerikaanse leger voert in Mosul alleen nog maar, laat ik zeggen, razzia’s uit: zwaarbewapend erin, vechten, en dan linea recta weer terug.”
Zuiveringen
Toch bevinden zich, aldus de Open Doorsmedewerker, nog wel christenen in de Noord-Iraakse stad, het Bijbelse Ninevé. „Maar de meesten zijn vertrokken.” Naar dorpjes in de omgeving, de Ninevévlakte, het gebied dat grenst aan het relatief veilige Koerdistan. Maar ook verder weg: naar Koerdistan zelf, naar Syrië, naar Jordanië, het Westen. „Veel hangt af van de middelen die mensen hebben.”
In Bagdad, de hoofdstad van Irak, wonen nog altijd „enkele tienduizenden” christenen, schat Faber. „Maar ook daar kom je als buitenlandse organisatie niet meer in. In bepaalde wijken hoef je al helemaal niet meer te komen. Een paar maanden geleden, heb ik me in Irak laten vertellen, zijn twee van oorsprong christelijke wijken in Bagdad, Dora (ook wel Dura genoemd, red.) en Mansoura, gezuiverd -wat heet- van christenen. Mensen kregen soms 24 uur de tijd om te vertrekken. Deden ze dat niet, dan werd hun huis opgeblazen. Dat is ook een paar keer gebeurd.”
Dat het daarbij werkelijk om een „zuivering” van deze wijken ging, daarvan is de Irakkenner wel overtuigd. „Natuurlijk, ook de moslims in Irak hebben te lijden onder aanslagen, onder geweld van radicale groepen, maar hier zijn duidelijk de christenen het doelwit.”
Christenen, zegt hij, „vechten niet, zijn vredelievend. Dat roept weerstand op: waarom strijden zij niet tegen de Amerikanen? Christenen hebben ook de naam dat ze geld hebben. Dus lopen ze risico, want de extremisten hebben geld nodig. Daar komt nog bij dat het christelijk geloof verbonden wordt met het Westen. Christenen zijn in de ogen van de meeste Arabieren prowesters, pro-Amerikaans. Ik heb me daar altijd wat over verbaasd: het christendom heeft in een land als Irak heel oude papieren, veel oudere nog dan de islam.”
Hoop
Velen in Irak, is Fabers ervaring, „zijn bang, onzeker, bezorgd over de toekomst. In Bagdad, maar zeker ook in bijvoorbeeld Mosul. Is er in dit land voor ons nog wel toekomst, vragen christenen zich af. Al merk je tegelijk dat mensen hun vertrouwen op God stellen. Sommigen hebben ook hoop voor hun land. Daarin proberen wij hen te steunen, met behulp van christelijke lectuur, trainingen en financiële middelen.”
Volgens de Open Doorsmedewerker geeft het overgrote deel van de christelijke minderheid in Irak aan dat het onder het regime van Saddam Hussein toch beter was dan nu. Maar, is dat ook echt zo? Faber: „Saddam was een schurk, een bruut, een onvervalste dictator. Dat is volstrekt helder. Zijn val hebben velen als een bevrijding beleefd. Maar hét grote probleem is: de Amerikanen hadden wel een aanvalsplan, maar daarna niets meer. Sindsdien is de kerk in Irak leeggelopen en zijn de verwachtingen omgeslagen in bitterheid, in onbegrip. Waarschijnlijk zijn inmiddels zo’n 240.000 christenen vertrokken. Daarvan zijn 70.000 christenen uit de grote steden naar het noorden verhuisd. Op dit moment wonen er in Irak nog ongeveer 400.000 christenen.” Ter vergelijking: eind 2006 liet Open Doorsmedewerker Stefan de Groot in deze krant een aantal van 450.000 optekenen; begin jaren negentig woonden er in Irak nog circa 850.000 christenen.
Juist onder de christenen bevinden zich echter relatief veel mensen met een hoger opleidingsniveau. „Zeker 40 procent is arts, advocaat of iets van dien aard”, aldus Faber. „Ook in die zin is hun vertrek een aderlating voor het land. Ik sprak in Irak een man die uit Mosul was vertrokken. Zijn vrouw is dokter, hijzelf onderwijzer. Nu wonen ze in een klein dorp op de Ninevévlakte. Zij vroegen zich sterk af: wat is onze toekomst hier nog?”
Maar is terugtrekking door de Amerikanen dan de oplossing? „Misschien niet. Ik weet het niet. Het hele land ligt overhoop. Misschien is Amerika nog in staat wat rust te bewerkstelligen, maar zelfs dat betwijfel ik. Ze zijn ook niet in staat geweest om de wijken Dora en Mansoura in Bagdad voor de christenen te behouden. En zeker: op dit moment wórden er minder aanslagen gepleegd dan twee jaar geleden. Maar als er toen, zeg, honderd mensen op een dag gedood werden en nu zeventig, is dat dan winst? Twee mensen uit Bagdad die ik sprak, hadden hun vrouwen thuis echt bijna opgesloten. Zij konden gewoonweg niet meer naar buiten. Andere christenvrouwen durven alleen nog maar met een islamitische hoofddoek om naar buiten.”
Autonome regio
Over de mogelijkheid van een opdeling van Irak in drie, vier delen is Faber niet enthousiast. Christenen zouden dan een eigen, autonome provincie krijgen in Noord-Irak, de Ninevévlakte. Zeker de Assyrische christenen lobbyen momenteel, ook in Nederland, voor een dergelijke oplossing. „Ik ben bang dat het niet werkt. Zo’n autonome regio zou dan een buffer worden tussen Arabisch Irak en Koerdistan zonder leger. Wie gaat ze beschermen? En: ook onder de christenen is veel verdeeldheid. Weliswaar zijn de Koerden best welwillend, maar ook daar ligt niet alles even gemakkelijk.”
Daar komt nog bij, zegt de Open Doorsmedewerker, „dat ik vind dat christenen zich niet bij elkaar hóren op te sluiten. Een zoutend zout, toch? Maar misschien praat ik nu wat te gemakkelijk.”