Geestelijk
„…de wet geestelijk is, maar ik ben vleselijk, verkocht onder de zonden.” Romeinen 7:14
Die jongeling in Mattheüs 19:20 beroemde zich over de onderhouding van de wet: „Al deze dingen heb ik onderhouden van mijn jonkheid af.” Hij roemde in zijn eigen krachten. Alleen zij die geopende ogen hebben ontvangen, zullen echter de volmaaktheid van de wet erkennen. Paulus spreekt hier tot hen die de wet met verlichte ogen kennen. Daarom zegt hij „wij weten.” Tevoren zei hij immers: „…ik spreek tot degenen, die de wet verstaan…” Alsof hij wil zeggen: Ik en gij, nu wij van onze natuurlijke blindheid zijn genezen en het deksel van menselijke wijsheid van ons hart is genomen, nu zien wij wat wij eertijds niet zagen en merken we dat de wet geestelijk is, wat wij voor dezen niet wisten.De apostel noemt deze wet „geestelijk”, omdat hij van God is! Hierdoor komt het dat alle menselijke wetten, hoe streng die ook zijn, voor deze wet moeten wijken. Want men moet God meer gehoorzamen dan de mensen. Dat hebben de martelaren in de praktijk bewezen. Ook de drie jongelingen bij Daniël wilden liever levend in de gloeiende oven, dan tegen het gebod van hun God buigen voor Nebukadnezars beeld. Daniël wilde liever in de kuil van de leeuwen worden geworpen, dan de dagelijkse oefeningen met zijn God nalaten.
Samuel Scherphof, predikant te Zuidland
(”Zelf-strijd van Paulus”, 1668)