Kerk & religie

Lou de Palingboer, de troebele profeet

Hij was, zei hij, onsterfelijk. Toch stierf hij, op zijn 70e, aan een longontsteking. Louwrence Voorthuizen, alias Lou de Palingboer, de man die aan God gelijk dacht te zijn. In België, in de achtertuin van een verwaarloosd buitenhuis, hebben ze hem begraven. Zijn volgelingen spraken nog jaren van ”Lou’s tijdelijke afwezigheid”.

J. van ’t Hul
27 March 2008 10:12Gewijzigd op 14 November 2020 05:40
’t Witte Huis aan de Naarderstraatweg 2, net even onder Muiderberg. Het kapitale, witgepleisterde pand fungeerde in de jaren zestig van de vorige eeuw als sektecentrum van Lou de Palingboer. Hier gebeurden vreemde dingen, zo vreemd dat een van zijn aanhan
’t Witte Huis aan de Naarderstraatweg 2, net even onder Muiderberg. Het kapitale, witgepleisterde pand fungeerde in de jaren zestig van de vorige eeuw als sektecentrum van Lou de Palingboer. Hier gebeurden vreemde dingen, zo vreemd dat een van zijn aanhan

’t Witte Huis aan de Naarderstraatweg 2, vlak bij de Hakkelaarsbrug, net even onder Muiderberg. Het kapitale, witgepleisterde en roodgedekte pand biedt nu ruimte aan een autobandenhandel, omheind door groene hekken. Alles is afgesloten. Overal bordjes met ”Verboden toegang”. Het voormalige zenuwcentrum van de activiteiten van Lou de Palingboer.Een van Lou’s volgelingen had het destijds gekocht voor 18.000 gulden. Hier maakte de palingboer naam met zijn commune van in het wit geklede vrouwelijke volgelingen. Hier gebeurden de vreemdste dingen, zo vreemd, dat een van zijn aanhangsters later zei: „Als je de oorlog hebt meegemaakt, maar ’t Witte Huis niet, dan heb je niets meegemaakt. Na een halfjaar ben je hier geestelijk van beton.”

Vanuit ’t Witte Huis (ooit door iemand ”het kakelend wijvenkot van Muiderberg” genoemd) preekte de kleine man met lijzige stem en tandeloze mond over de goddelijkheid die hij in zich zou hebben, over de onsterfelijkheid van allen die in hem zouden geloven. „Ik predik Jezus Christus lichamelijk. Zijn opstandingslichaam met Zijn nieuwe naam, dat is Lou. Die dit aannemen, zullen het beleven en die het beleefd hebben, zullen daarna zijn zoals Jezus Christus op aarde was, broeders en zusters van Jezus.” Maar Lou stierf, op 23 maart 1968, veertig jaar geleden, zijn volgelingen onthutst achterlatend.

Bijbelteksten
Lou (uitspraak: ”Lauw”) Voorthuizen werd op 19 februari 1898 geboren in Breezand, bij Den Helder. Hij groeide op in een christelijk gereformeerd gezin in de Anna Paulownapolder.

In zijn boek over ”Nederlandse sekten en messiassen” (Amsterdam, 1972) schrijft de sektekenner Wim Zaal: „De godsdienstigheid trok hem in de botten, de preken in het kerkje met de eensteensmuren en het goedkope glas troffen hem diep.”

Op jonge leeftijd meende hij het al beter te weten dan de dominee. Later zou hij in ’t Witte Huis en op de Dappermarkt in Amsterdam in gebrekkig Nederlands met moppen en Bijbelteksten goochelen zoals het hem het beste uitkwam, daarbij de Schrift geraffineerd naar eigen hand zettend.

Als dienstplichtig militair wordt Voorthuizen vanwege ongeschiktheid voor alle taken naar huis gestuurd. Hij is vervolgens van alles wat: boer, tuinder, timmermansknecht, loodgietersleerling en monteur. In 1925 trouwt hij met Trijntje Tiel, dochter van een rijke boer.

Hij belandt in een opwekkingsgemeente in Julianadorp, vlak bij Breezand. Thuis houdt hij zijn eerste preekbeurt. Hij zei: „Ik kreeg gaven, profetieën, kreeg talen, kreeg krachten. Dus alles was in mij aanwezig. Daarin kreeg ik de krachten boven hetgeen in die gemeentes gevonden was. Ik ging door die materie heen kijken, ik ging verborgenheden ruiken en als ik ze geroken had, dan kon ik ze vertellen. Ze noemden mij de profeet.”

Vrienden zeiden dat Lou aan godsdienstwaanzin begon te lijden. Dat was rond 1930. In 1938 verhuisde Voorthuizen naar Muiden. In een kelder aan de Kerkstraat knutselde hij met oude bromfietsen en Bijbelteksten.

Gebedsgenezing
Lous eerste vrouw kon er niet meer tegen en ging terug naar de Anna Paulownapolder. Toen kwam, in 1940, Mientje Wiertz uit Baarn, zeventien jaar jonger. Mientje klitte zich aan hem vast. Met een bottertje visten ze samen op het IJsselmeer naar paling. Maar Mientje, nogal eerzuchtig, werd het gevis zat. Ze porde Lou op dat hij moest gaan preken. Trijntje, Lou’s eerste vrouw, zei later: „Alle malligheid die hij uithaalt, komt alleen door die vrouw.”

In Weesp hield Lou genezingsdiensten. Verschillende malen voorspelde hij het einde van de wereld.

In ’t Witte Huis is hij, samen met Mientje, heer en meester. Hij gebiedt de dokter overal buiten te laten. Zijn ”metgezellinnen” dragen witte jurken en heten ”engelen” en omstanders gniffelen dat veel lang niet altijd door de beugel kan.

Lous aanhangers waren eenvoudige ongeletterden die buiten de kerk waren geraakt, mensen die troost zochten. Wim Zaal: „Mensen die een houvast zochten in een complexe wereld van oorlog, atoombommen en geweld, en zij kozen daarvoor iemand die de hoge heren, de kerken en de glamour versmaadde. Hij was een man van het volk, zonder geld of macht. (…) Door gebrek aan scholing kon hij over zijn ervaringen alleen spreken in de uitstervende tale Kanaäns, doorspekt met onduidelijke woorden waarmee hij gevoelsladingen en begrippen aanduidde die hij niet vermocht te preciseren. Je zou ze natuurlijk aanvoelen als je zelf ”in de werking” was, maar tot zo lang moest Lou het bij betogen laten. In zijn zucht om toch te worden verstaan, herhaalde hij alles honderdmaal.”

Troebele man
Oude inwoners van Muiderberg kennen het verhaal van De Palingboer nog precies. In het centrum staat een vistent. De visboer zelf weet van geen palingboer af, want hij komt niet uit de buurt. Twee oudere dames weten het allemaal nog heel goed. „Lou had een boel vrouwen. Die haalde hij uit Amsterdam. Het was een wat troebele man, tamelijk dom, met een hoop bravoure.”

De ander zegt: „Onder de volgelingen van Lou gingen veel huwelijken stuk. Je was ín Lou, of je was niet in Lou.”

In het parkje op de Brink laat een oude heer zijn honden uit. „De groep rond Lou was een sekte, met zelfs een eigen krant. Het deugde lang niet, daar in ’t Witte Huis.”

Bekogeld
Halverwege de jaren zestig kwam, stukje bij beetje, de ontgoocheling. Na een spreekbeurt in het land was Lou door boeren met tomaten en knollen bekogeld. Lou werd oud, werd stil, rookte de ganse dag sigaren en liet zich door zijn vrouwen vol drank gieten. De voortgang van de sekte stagneerde.

Op 1 augustus 1967 houdt Lou in theater Frascati te Amsterdam lispelend en stotterend zijn laatste toespraak. Er zijn 600 mensen, grotendeels nieuwsgierigen. Daarna kroop hij weg, in ’t Witte Huis, als een gevangene van zijn eigen beweging, meestentijds achter de kachel.

Wat niet kon gebeuren, gebeurde. De palingboer wordt ziek. In het diepste geheim wordt een dokter gehaald, die longontsteking constateert. Lou moet ogenblikkelijk naar het ziekenhuis, maar Mien verbiedt het, want „een onsterfelijke hoeft niet naar het ziekenhuis.” Met een groep volgelingen sjouwt ze het ernstig zieke lichaam naar Agimont, een dorp in België, tegen de Franse grens.

Daar, in een oud kasteeltje van een van zijn volgelingen, zaten zijn aanhangers rond zijn bed. Mientje had hen geroepen: „Komt allen, anders sterft Lou. Ze kwamen en riepen alsmaar in koor: „Lou, kom terug.” Maar Lou kwam niet terug. Op 23 maart 1968 was het zijn tijd. En hij stierf.

Lou mocht niet begraven worden, hij zou vast wel weer opstaan. Maar Lou stond niet op. Uiteindelijk werd hij, dagen later pas, in een loden kist gelegd die in een bergruimte van het kerkhof te Agimont werd opgeslagen. Zijn volgelingen zaten erbij, dag en nacht, wachtend. Toen er helemaal niets gebeurde, begroef men, radeloos en vermoeid van het lange wachten, Lou de Palingboer in de tuin van een verwaarloosd gehuurd buitenhuis.

Later werd Louwrence Voorthuizen bijgezet op de gemeentelijke begraafplaats van het dorpje Sclayn (bij Namen).

Spanje
De plaatselijke historicus Jan ter Beek uit Muiderberg heeft nog wat oude knipsels over Lou in zijn archief. De Gooi- en Eemlander berichtte in 1968, na Lou’s overlijden: „De onsterfelijke is dood. En dit keer is er géén twijfel. Het is geen stunt. Vanuit de Belgische grensplaats Agimont werd de overlijdensakte verstuurd naar Muiden.”

In het centrum van Muiden woont Jan Voorthuizen (57), de zoon van Lou. Na wat aandrang gaat de deur van het grauwe appartement open. „Lou? Dat was mijn vader, zeker. Maar ik heb geen tijd nu.”

Maar leeft Jans moeder nog, Lous tweede vrouw, Mientje? „Mama leeft nog. Ze is van 1914. Ze woont in Spanje. Ze is nog steeds ín Lou, denk ik wel ja.” Dan gaat de deur dicht.

De waan van Lou is over. Al wat naar het Woord niet is, zal geen dageraad hebben.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer