Jeruzalem: brandpunt wereldgodsdiensten
Hoezeer Jeruzalem het brandpunt is van de wereldgodsdiensten wordt vrijdag in het straatbeeld van de Israëlische hoofdstad bijna tastbaar. Terwijl Poerim vierende Joden uitgelaten door de straten hossen, lopen honderden christenen de Via Dolorosa. En ondertussen knielen, onder geroep van imams, duizenden moslims voor het traditionele vrijdaggebed op de Tempelberg.
Poerim is het feest waarbij de Joden herdenken dat het plan van Haman, om het hele Joodse volk uit te roeien, voorkomen werd door ingrijpen van koningin Esther. Voor de seculiere Israëliër is het echter een soort carnaval. Maar ook orthodoxe Joden springen op Poerim gesanctioneerd uit de band. Rabbijnen knijpen een oogje dicht en de alcoholconsumptie, juist ook onder de religieuze Joden, is aanzienlijk.Het gebeurt niet vaak dat het Joodse Poerim en het christelijke Pasen -gedeeltelijk- samenvallen. Maar nu dat zo is, wordt zichtbaar hoezeer Jeruzalem voor de drie monotheïstische godsdiensten -jodendom, christendom en islam- het epicentrum van hun geloofsbeleving is. Hier stond de tempel met daarin de ark. Hier wandelde Jezus, hier stierf Hij buiten de poorten van de stad.
In de loop van eeuwen is Jeruzalem een verzamelplaats geworden van ’heilige’, christelijke plaatsen. Maar van bijna geen enkele plaats is met zekerheid te zeggen dat een bepaalde gebeurtenis ook exact daar plaatsvond. Zelfs op de Tempelberg is niet precies aan te geven waar de tempel stond en waar dus het heilige der heiligen was met daarin de ark.
De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat juist die plaatsen waarop in de loop van de tijd een zware historische claim werd gelegd, niet de mooiste zijn. De hof van Gethsémané, op de westelijke helling van de Olijfberg, heeft iets zeer gekunstelds met z’n olijfbomen, bordjes en hekjes. De Grafkerk, waar volgens historici 2000 jaar geleden mogelijk de heuvel Golgotha was, is een volgepropt museum geworden. Diverse christelijke groeperingen bevechten hier elkaar zelfs in de kerk. Eerder beschamend dan stichtend.
Toch is daarmee niet alles gezegd. Dit is wél de stad waar Jezus liep. Waar Hij het kruis droeg, de stad uit en de heuvel op. Waar precies? Liep hij over de weg die nu de Via Dolorosa heet? Mogelijk. Mogelijk niet. Maar hier ergens was het wel.
Hier vroeg een verbaasde, angstige Pilatus: „Zijt Gij dan een Koning?” „Gij zegt het”, antwoordde Jezus.
En uiteindelijk riep hier, in deze stad, de Romeinse regent: „Ecce homo!” „Zie de Mens!” Was het bij de zogenoemde Ecco Homoboog? Het zou kunnen. Maar zeker is dát het gebeurde.
De heilsplaatsen zijn niet precies op de kaart te zetten. De heilsfeiten wel. Geleden onder Pontius Pilatus, gekruisigd, gestorven en begraven. Maar, zo belijdt de kerk al eeuwen: „Ten derden dage wederom opgestaan van de doden!” In de Grafkerk? Of in de verderop gelegen Graftuin?
Historisch gezien kan die Graftuin absoluut niet meekomen. Historici buitelen over elkaar heen om met feiten aan te tonen dat deze tuin niet de plaats geweest kán zijn waar Jezus begraven heeft gelegen. Maar de boodschap op de deur van het graf in de Graftuin gaat, ondanks dat, al 2000 jaar als een juichtoon de wereld door: „Hij is hier niet, want Hij is opgestaan!”