Kerk & religie

Preek over Openbaring 22:11

Ds. P. Niemeijer sprak gisteren als scheidend synodepreses op een bidstond van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt.

Kerkredatie
14 March 2008 21:33Gewijzigd op 14 November 2020 05:38

Broeders en zusters in onze Here Jezus Christus,Het vergt weinig verbeeldingskracht om je wat verschillende verwachtingen van de komende synode voor te stellen.

Wij zijn hier samen om te bidden voor de synode. We weten ons erbij betrokken. We hebben de kerken lief. En we verwachten dat de synode het recht van God en de opbouw van de kerken zal dienen. Maar niet iedereen staat zo positief voorgesorteerd.

Als je op straat mensen zou aanschieten over de synode, zouden velen je verdwaasd aankijken. Een synode …? Waar héb je het over!? Anderen die er een vage voorstelling van hebben, zullen een kerkelijke synode volstrekt onbelangrijk vinden. Hooguit wat gerommel in de marge. Prima dat die gereformeerden hun ding doen, maar de wereld draait gewoon verder en wij houden ons wel bezig met de dingen die er echt toe doen. Nog weer anderen denken dat een synode iets is als een vergadering van ayatolla’s: achterlijk en betuttelend.

Kom je met christenen aan de praat - dikke kans dat ze een synode een log instituut vinden, dat zich ook nog eens druk maakt om de verkeerde dingen: om structuren en procedures en regels. Maar het leven door de Geest? Dat vind je er niet. Anderen vragen zich af of de synode de voortschrijdende secularisering en charismatisering van de kerk wel zal aanpakken. Blijven de kerken wel gereformeerd? Zijn ze een betrouwbare gesprekspartner waarmee je kerkelijke eenheid aandurft? Zijn er niet terechte zorgen over neergang en verval?

Er wordt naar de synode gekeken. En velen hebben hun mening vlot klaar. Zo gaat dat vandaag in onze mediacratie. Waar je publiek vergadert, word je ook publiek beoordeeld. Dat kan heel erg beklemmen. Daartegenover is er ook een oordeel dat je in de ruimte zet. Je wordt immers niet alleen door mensen bekeken en getaxeerd, maar ook en bovenal door God. En door Christus die het Hoofd is van zijn kerk. Dát schept ruimte. Want Hij is onze Verlosser en onze Heer. Vanavond willen we daarom luisteren naar de oproep van de Hére voor zijn kerk in de laatste dagen. Ik vat de tekst zo voor u samen:

KIES CONSEQUENT VOOR HET EVANGELIE

-in de wereld van God;

-als kerk van Christus;

-door de werking van de Geest.

  1. In het slot van Openbaring 22 klinken heel wat verschillende stemmen. We horen een engel spreken die aan Gods dienaren laat weten wat er binnenkort gebeurt. We horen Christus betuigen dat Hij spoedig komt. Johannes reageert op wat hij hoort en ziet. We horen van God die de profeten bezield heeft en van wie de Openbaring uiteindelijk afkomstig is. En de Geest en de bruid roepen op om te komen drinken van het water dat leven geeft. En tenslotte is er de gemeente die om de komst van de Here Jezus bidt.

Het lijkt een wirwar, maar het zijn allemaal ’bekenden’ uit het begin van dit boek. Daar lazen we: Openbaring van Jezus Christus, die Hij van God ontving om aan de dienaren van God te laten zien wat er binnenkort gebeuren moet. Hij heeft zijn engel deze openbaring laten meedelen aan zijn dienaar Johannes. En in Openbaring 2 en 3 horen we van de Geest die tegen de gemeenten spreekt.

Al die verschillende stemmen in Openbaring 22 draaien om twee thema’s: de betrouwbaarheid van wat Johannes heeft gezien en gehoord en in zijn boek heeft opgetekend; en de aankondiging dat de tijd waarop dit alles gebeuren zal, nabij is (R.H. Mounce). Die twee motieven kennen we al uit Openbaring 1: wat Johannes bekendmaakt komt van God en van Christus: heel betrouwbaar dus. En het gaat over wat binnenkort gebeurt: ’de tijd is nabij’.

Beide motieven vinden we ook vlak vóór onze tekst: in vers 8-10. Als Johannes vol ontzag aan de voeten van de engel valt, trekt de engel hem overeind en zegt: je moet niet mij aanbidden maar God. Wat ik je verteld heb, komt niet van míj, maar van Hem (H.R. van de Kamp). En, zegt de engel, je moet de profetie van dit boek niet geheim houden, maar bekendmaken, want de tijd is nabij.

In Daniël 12 lazen we nog dat de profeet de opdracht kreeg om zijn profetie zorgvuldig op te bergen, want de profetie moest in goede staat verkeren op het moment dat het er echt op aan zou komen. Maar hier krijgt Johannes te horen, dat het zover is! Wat bij Daniël nog verre toekomst was, is nú dichtbij.

En dan komt onze tekst!

Ook hiér is een vergelijking met Daniël 12 de moeite waard. Daar lazen we in vers 10: Velen zullen zich laten reinigen, zuiveren en louteren, maar de wettelozen zullen wetteloos handelen. Wat in onze tekst staat, lijkt daarop. Maar er zijn wel verschillen. Eén ervan kunt u in de vertaling-1951 nog terugvinden. In Daniël 12 staat een toekomende tijd (’zullen’). Maar in Openbaring 22 staat in het Grieks een gebiedende wijs. Daarom heb ik in aansluiting aan de vertaling-1951 de tekst op de beamer laten zetten als: wie onheil aanricht moet nog maar meer onheil aanrichten, en wie vuil is moet nog maar vuiler worden. Wie goed doet moet nog meer goed doen en wie heilig is moet nog meer geheiligd worden.

Die gebiedende wijs laat zien dat de tijd nú inderdaad nabij is. Er wordt geen uitspraak meer gedaan over wettelozen en over hen die zich reinigen. Er wordt nu een direct appèl óp ons gedaan. Wij moeten iets doen dat we niet langer voor ons uit kunnen schuiven. We moeten nú kiezen. Het een óf het ander: onheil aanrichten of goed doen, onrein zijn of heilig.

Die gebiedende wijs lijkt op het eerste gezicht vréémd. Niet voor het láátste deel van de tekst, maar wel voor het begín. Wij snappen dat de Here wil dat we nog heiliger worden. Maar hoe kan de Here nu gebieden dat wie kwaad doet, nog meer kwaad doet? God háát dat toch? Hoe kan Hij hier dan zeggen dat mensen nog méér onheil moeten aanrichten? En zou God die liefdeloosheid even graag willen als dat zij die goed doen dat nog meer doen?

Nee, dat kan de bedoeling niet zijn. God háát onrecht en vuilheid. Ik omschrijf onze tekst daarom voor alle duidelijkheid maar even zo: wie na al het voorgaande nog het lef heeft goddeloos te handelen, die moet dat nog ’maar’ meer doen. En wie na heel de profetie van dit boek nog het lef heeft vuil te zijn, die moet nog ’maar’ vuiler worden. Maar wie daarentegen goed doet, laat die nog veel meer goed doen, en wie heilig is, laat die nog veel heiliger worden.

Zo is duidelijk wat de Here bedoelt! Hij zegt: als je na heel de profetie van dit boek nog steeds voor de zonde kiest en vuil wilt zijn, dan moet je het ook zelf maar weten. Dan ga je je gang maar. De Here keurt dat natuurlijk niet goed. Nee, het is, zou je kunnen zeggen, het scherpste appèl om terug te keren van je slechte wegen. Als je ná heel het boek Openbaring en terwijl je wéét dat de jongste dag nabij is, je nóg niks van Gods wet wilt aantrekken, dan laat de Here je je gang gaan. Dan geeft Hij je prijs. Dat is geen vrijbrief, dat is een oordeel! En dat moet je dus niet willen! Daar moet je bang voor zijn! Je moet juist het andere willen! Goed doen en heilig zijn, en in dié weg verder willen. Dát wil God!

Ja, onze tekst wijst twee wegen aan: liefdeloos en vuil zijn aan de ene kant, goed doen en geheiligd worden aan de andere kant. Een derde weg is er niet. We moeten kiezen. En het is duidelijk hóe! Hoe reageer je op Gods Woord? Hoe ga je de jongste dag tegemoet? Heilig toch zeker?! Dat is een beslissende keus! De állesbeslissende! Het is dezelfde keus als Mozes stelt aan het eind van Deuteronomium. U staat voor de keuze tussen leven en dood, zegen en vloek. Kies voor het leven, door de HERE lief te hebben en te gehoorzamen. Het gáát ergens over in de kerk! Wat men verder ook vindt, voor óns is dit cruciaal. Het is één van tweeën.

Het is me trouwens de context wel waarin we deze keus moeten maken …! We moeten kiezen in reactie op het boek Openbaring en op de naderende jongste dag. Wat houdt dat in?

In Openbaring stonden ze vanaf de zondeval tegenover elkaar: de HERE met zijn profeten en heiligen, de vrouw en haar nageslacht, én de duivel, de draak met die verschrikkelijke beesten uit de zee en uit de aarde en al de mensen die zich erdoor laten inpakken. Het contrast kan niet groter, de tegenstelling niet dieper.

In Openbaring verscheen ze stralend: de stad van God, het nieuwe Jeruzalem in een nieuwe wereld, zonder de zonde en vol van het blijde licht van de Almachtige en het Lam. Daartegenover de stad van de draak en het beest, die ten onder gaat: het grote Babylon wordt verwoest en de draak en zijn verderfzaaiers gaan de eeuwige vuurpoel in.

En dan gaat het in Openbaring niet alleen over kerk of geloof. Nee, de hele wereld is in beeld. Het gaat over de HERE op zijn hemelse troon. Johannes ziet zeven zegels, zeven sleutels voor de geschiedenis: als je de code kraakt kijk je heen door wat er gebeurt. Johannes hoort zeven bazuinen, alarmsignalen voor de komst van de grote Koning en oproepen om voor Hem op de knieën te gaan. Er zijn de zeven schalen met Gods oordelen over mens en wereld: voorspel van het eeuwig gericht. En tenslotte is er de grote dag van Christus’ terugkomst en het oordeel dat beslist over eeuwig wel of eeuwig wee.

Dit is de grote context waarin wij moeten kiezen. Waar kies je voor: voor de Here of voor de draak? Voor Babylon of voor Jeruzalem? Wil je luisteren naar Gods bazuinen of niet? Kies je voor de dienst van de Here of voor de stijl van de wereld? Voor het leven of de dood?Het gaat in onze tekst dus om veel meer dan we op dit moment en op onze eigen plek meemaken. Wij staan in een historie vanaf het paradijs tot aan de jongste dag. En wij mogen dus nooit blijven hangen in de waan van de dag of in bekrompenheid. Juist in de kerk moeten we verder komen dan hyperigheid, incidentenpolitiek, en compromissen die alleen maar rekenen met toevallige meerder- of minderheden op dit moment. Laat u dus ook niet opsluiten in discussies die alleen binnen eigen kring begrepen worden en over een poosje achterhaald zijn. We leven in de kerk van alle eeuwen! Laat u dus niet gijzelen door actuele onvrede, maar kies vrijmoedig en blijmoedig positie in de confessioneel gereformeerde traditie! De gezonde leer heeft een langere adem dan hijgerige opwinding.

Het Woord van God is niet bij ons begónnen, het houdt ook niet bij ons óp! Wij hebben nu de volmaaktheid nog niet bereikt. De jongste dag moet nog komen. Dan moeten we ons voor God verantwoorden. Wij! Voor God! Ook het heenleven naar die dag hoort bij het grote kader van Openbaring. Ook dáárvan moeten we ons dus bewust zijn in ons persoonlijk leven. In maatschappelijke keuzes. In ons kerkelijk leven. In synodale besluitvorming. We zijn onderweg naar de jongste dag. Dan wordt ook over ónze keuzes en discussies geoordeeld!

Heb oog voor het grote geheel van het boek Openbaring. Dat brengt ook rust. Er worden door mensen inderdaad afschuwelijke keuzes gemaakt, bikkelhard en smerig. Je ziet mensen kiezen om daarin steeds verder te gaan. Huiveringwekkend! Maar tegelijk: het gaat niet buiten God om. Hij zégt zelfs: laat ze maar vuiler worden en meer onrecht doen. Als Hij dat laat gebeuren, dan geloven wij dat die afschuwelijke keuzes de profetie van het boek Openbaring niet zullen breken of ontkrachten. Wat er staat, is en blijft betrouwbaar!

Wij kunnen in de kerk - uit paniek en zorg over de groei van het kwaad - soms heel kortzichtig en krampachtig reageren. We denken dan dat het van ónze stoerheid en striktheid afhangt of de kerk bewaard blijft. Of we denken dat wij door slappe toegeeflijkheid mensen binnenboord moeten houden. We kunnen uitspraken lanceren die grotesk klinken of juist de kool en de geit sparen, en waar niemand van gediend of blij mee is. Uit angst, die maar zo ook bespreking en besluitvorming op een synode kunnen verlammen. Maar die angst hoeft niet. Zelfs de groei van het kwaad doet de profetie van het boek Openbaring niet teniet. God bewaart allen die van het Lam zijn. Zijn stad en zijn nieuwe wereld komen zeker!

  1. Kies consequent voor het evangelie: als kerk van Christus.

We vinden- zoals gezegd - in onze tekst twee groepen aangeduid: die van hen die onheil aanrichten en vuil zijn; en die van hen die goed doen en heilig zijn. Gaat het bij de tweede groep om kerkleden en bij de eerste om mensen van buiten de kerk, uit de wereld?

Nee, want beide groepen worden direct aangesproken. Beiden behoren dus tot de hoorders en lezers van dit boek. Ook zij die onheil aanrichten en onrein zijn (C. van der Waal). Dat zijn kerkleden die niet kiezen tégen de draak en die zich niet distantiëren van het beest. Ze maken stuk wat God gemaakt, gegeven en ingesteld heeft. De liefde is verkild bij hen. Ze koersen op eigen driften en belangen, en hebben geen boodschap aan wat van hen als christenen verwacht mag worden. Ze genieten van dingen waar de Here van gruwt.

Ze zijn ook onrein. Dat is hier geen cultische term. Het is: vuil, smerig. Hun daden zijn geen stralend linnen. Ze laten hun gewaden, hun daden, niet wassen in het bloed van het Lam. Hoewel ze het evangelie van de Here Jezus horen en het Lam kennen, belijden ze geen schuld en weigeren ze zich door Hem te laten reinigen.

Huiveringwekkend om de engel te horen zeggen, dat zij die het lef hebben om in de kerk zó te leven, nog maar méér kwaad moeten doen! En dat zij die vuil zijn, nog maar vuiler moeten worden! God laat hen los en geeft hen prijs. Ze moeten maar verder uitgroeien in hun zonde, zodat iedereen ziet dat dit onkruid tussen het koren is!

Huiveringwekkend dat de Here zegt: laat zulke mensen maar gáán. Dat betekent voor óns: blijf niet pappen en nathouden als mensen tégen Christus en vóór de liefdeloze stijl van de wereld kiezen, maar zie dan hoe de wegen uiteengaan, en maak heldere keuzes. Bewijs dat je kerk van Jezus Christus bent door niet toe te geven of je aan te passen aan onreinheid. Trek duidelijke grenzen: neem afstand van wereldse praktijken.

Tegenover hen die onheil stichten en vuil zijn, staan zij die rechtvaardig en heilig zijn. Rechtvaardig zijn: goed doen, zegt de NBV. Zij doen binnen de kerk en daarbuiten wat van hen verwacht mag worden. En zij zijn heilig: ze leven in toewijding aan de Here.

Opvallend, dat deze twee zaken genoemd worden: rechtvaardig zijn of goed doen en heilig zijn. We krijgen geen kille plichtenleer opgelegd. We worden niet tot ritualisme geroepen of tot harmonie met de wereldgeest. We moeten rechtvaardig en heilig zijn. Daarbij denken wij meteen aan de Here en aan zijn verbond. Híj is de Heilige en de Rechtvaardige. En rechtvaardig zijn of goed doen en heilig zijn is dan: leven uit wat Christus voor al de zijnen verwierf. Er worden geen uitzonderlijke prestaties of ervaringen van ons verwacht. Geen gezoek ver weg of heel hoog. Geen bedevaarten of spirituele hoogstandjes of cultureel elitarisme of massa-evenementen ver weg. Gods Woord en heil is dichtbij, zei Mozes al. God vraagt alleen geloof. Lévend geloof dat rust vindt in wat Christus schenkt en doet. Overal kiezen voor het evangelie. Dát is alles. Er worden van ons geen aparte staaltjes van geestelijk kunnen verwacht, maar ’gewoon’ christelijk leven: God liefhebben en dienen. Niet extatisch ’aan God gelijk willen zijn’, maar gelovig ’sterven en opstaan’ met Christus.

Rechtvaardig en heilig zijn wij niet uit onszelf. We zijn dat puur en alleen dankzij Christus. Hij zette ons recht in het leven. Hij wijdde ons aan de Here en zijn dienst. Het is voluit zijn genade en het is zijn genade alleen. Voor zondaars en goddelozen als wij van onszelf zijn. Wij kozen niet voor Hém. Hij ontfermde Zich over óns. Hij ging voorop!

En Hij is niet alleen de bron van ons goed doen en ons heilig zijn, Hij is er ook de norm van. Wat goed en heilig is, maakt mijn gevoel niet uit, maar dat bepaalt Hij. En het is gebonden aan zijn evangelie. Dáárvoor hebben we dus steeds weer te kiezen.

Zoals we ook voor de tóekomst op Hem zijn aangewezen. Om recht te blijven doen en heilig te blijven. Dat is niét iets wat onvervreemdbaar in ons komt te zitten, of waarover wij automatisch gaan beschikken: geen planmatig ontwikkelen van een sterk en overtuigd christelijk zélfbewustzijn. Het is óók niet iets dat ons wordt geboden of voorhanden is in wat we als gereformeerden hebben opgebouwd of ons eigen gemaakt, hoe mooi ook. Ook als gelóvigen blijven we met zwakheid behept en blijft het nodig om te blijven vechten tegen de zonde in ons. Heilig en rechtvaardig zijn en worden we nooit in onszelf. We moeten het altijd weer zoeken búiten onszelf. Puur en alleen in de Here, die de Rechtvaardige en de Heilige is. Aan zijn belofte en zijn werk moeten we ons als zwakke mensen telkens weer optrekken. Wij worden geroepen tot geloof, geloof alleen, in Hem, die in Openbaring het Lam heet. Het Lam dat zijn leven voor ons gaf en nú staat in de troon. Steeds moeten we weer naar Hém.

Het is belangrijk om hier scherp te blijven. Er verschijnt in de westerse christenheid materiaal dat een optimistisch en zelfs drammerig beroep doet op een positief zelfbewustzijn, op onze eigen vroomheid, op capaciteiten waarover wij zouden beschikken. Of dat alleen maar op arminiaanse wijze oog heeft voor onze keus voor Jezus en dat een heiligingsactivisme kent met een methodische mix van maakbaarheid, management en marketing. Laten we als kerken - geen kerken in de gloria, maar kerken onder het kruis! - consequent kiezen voor het evangelie. Laten we onze kracht blijven zoeken niet in onszelf, maar in de Almachtige en in het Lam. Laat Gods genade en laat Christus’ kruis en opstanding voor ons kenmerkend blijven. Goed doen en heilig zijn - het kan alleen in en dankzij het Lam. En daarom, broeders afgevaardigden, stimuleer deputaten om in hun beleid, in hun cursussen en in hun methodieken kritisch te blijven op wat links en rechts wordt aangeboden, en om gereformeerd materiaal te blijven bieden dat recht doet aan het evangelie van Christus.

  1. Kies consequent voor het evangelie: door de werking van de Geest.

Wat opvalt in onze tekst is dat er geen stilstand is. De zonde lokt, als God het niet verhoedt en als Hij je prijsgeeft, de mensen almaar voort. Wie onheil aanricht, gaat het nog meer doen. En wie onrein of vuil is, wordt nog vuiler. Ook doordat anderen je besmetten en meezuigen bij de Here en zijn Woord vandaan. Er zit dynamiek in het kwaad!

Aan de andere kant is er ook geen stilstand bij wie goed doen en heilig zijn. Ook wij moeten vérder: nog méér goed doen. En nog heiliger worden. In de vertaling-1951 stond: we moeten nog meer ’geheiligd worden’. Door de Heilige Geest die in ons werkt. Als christen kun je nooit gezapig zijn of gearriveerd. We mogen nooit denken dat we er zijn en dat we het gewenste niveau van gereformeerd-zijn wel bereikt hebben. Dat hebben we nú niet. En dat is ook in het verléden nooit bereikt. Zodat we nu zouden kunnen teren op wat bereikt is, en we nu alleen maar hoeven vol te houden op de punten die we onder de knie hebben. Zo is het niet! Ons christelijk leven is het werk van de Heilige Geest, die lééft en actief is in ons. Dag in dag uit doet Hij ons sterven aan onze oude mens en van dag tot dag doet Hij de nieuwe mens opstaan. Daarom blijft ons leven niet steeds hetzelfde. We breken met zonde. En we zien steeds meer consequenties van het getuigenis van Jezus, van het woord van de profetie en van Gods geboden. Er zit als het goed is, niet alleen patroon maar ook dynamiek in ons christelijk en kerkelijk leven. Onze identiteit verdiept en verscherpt zich, als het goed is. Dat vergt lévende overdracht en permanente toerusting binnen een kerk die daar alert op is.

Steriel conservatisme is ook onmogelijk vanwege de noodzaak om te reageren op een veranderende context en een schuivende cultuur. Onze tekst spreekt over toenemend onheil en toenemende vuilheid. Die progressie zien we zich voltrekken. In ons land was vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw de afbraak van christendom en christelijke waarden in volle gang. Wij zágen het gebeuren. En wat we vooral zagen was de collaboratie van hen die aan die afbraak geen halt toeriepen, maar daarin meegingen of er ruimte aan gaven. Ons oordeel over die ’halven’ was scherp. Dat was toen onze opdracht. Nú leven we in een paars land. Er lijkt een kaalslag te hebben plaatsgevonden. Dat is een nieuwe situatie. Die om een éigen antwoord vraagt. Ik moet wel eens denken aan foto’s na het bombardement van Rotterdam in de oorlog. Je ziet hoeveel er door dat ’apocalyptisch’ bombardement is weggeslagen. Je realiseert je hoeveel er niet alleen bij ánderen maar ook bij jezélf is weggeslagen, dat niet sterk genoeg bleek om te overleven: wat zijn en worden we ontdekt aan onze eigen schuld en kwetsbaarheid! Maar je ziet ook wat er elders in de stad nog overeind staat. Soms tot je stomme verbazing. Je ziet gebouwen die je tevoren nooit waren opgevallen. Je ziet hoeveel er nodig is om weer van de grond af aan op te gaan bouwen. Je bent je bewust van je eigen kleine kracht. Je ziet hoe het niet meer kan zoals het vroeger ging. Je voelt jezelf ook wat naakt staan. Iedereen kan in die kale vlakte zien wat je doet en heeft er zijn oordeel over. Je moet je meer dan voorheen verantwoorden naar de buitenwacht. En je werk wordt afgebrand als het geen kwaliteit heeft. Het betekent ook dat je dingen samen moet doen met anderen, niet in een confessieloos oecumenisme of in een evangelicaal monsterverbond, maar met hen die - met ons - niets aan het Woord toevoegen en er niets aan afdoen. Dat is niet altijd eenvoudig. En ook wel eens onwennig. Maar je mag en kunt als gereformeerden nu eenmaal niet langs elkaar heen leven en werken. Want je weet uit het bijbelboek Openbaring dat we niet onderweg zijn naar een verzameling dorpjes op de nieuwe aarde, voor elk groepje één, maar naar de ene stad, het nieuw Jeruzalem. Je weet als gereformeerde: ik mag niet vluchten in mijn persoonlijk geloof of in een oecumene van het hart alleen. Het mág niet dat zij die rechtvaardig en heilig zijn, naast en los van elkaar leven in hun eigen gemeenschap. We zijn onderweg naar de ene stad. Daarom zetten wij ons in voor kerkelijke eenheid. Eén, niet in groepscode, maar in waarheid. Dat speel je van onderaf niet klaar. Het is de Geest van hierboven, waar Christus is, die ons dit in het hart schrijft en op de handen legt.

Daarbij blijven we zélf niet buiten schot. Want je kunt niet Gods geboden bewaren zonder eraan te willen gehoorzamen. Daar zijn het gebóden voor: die willen wat met ons! Je kunt ook geen getuigenis van Jezus hebben zonder dat het een appèl op je doet en iets bij je los wil maken. Daar is het een getuigenis voor: daar kun je niet onderuit. Geboden en getuigenis: dat is dus wat anders dan een objectieve grootheid buiten ons, die je als een gesloten pakketje kunt overdragen aan een volgende generatie zonder dat je er zelf anders van wordt.

Het gaat de Here in onze tekst trouwens ook niet om ’iets’, maar om ons. Hij wil dat wij goed doen en dat wij nog heiliger worden. Zó staat het er toch? Wie goed doet en heilig is, moet dat nog meer doen en worden. Wie: dat gaat over persónen! Hier wordt niet gevraagd om dode of steriele orthodoxie, maar om levend geloof. Alle onpersoonlijke grote woorden zijn hier uit den boze. De Here wil niet alleen iets van ánderen. Hij wil zelfs niet alleen ’iets’ van ons. Hij wil wat met ons! Hij wil dat wij nog meer goed doen en nog heiliger worden.

Dat is het werk van de Heilige Geest. Hij moet ons heiligen en aanzetten om goed te doen. Zonder Hem kunnen we dat niet. Daarom kan het ook niet zonder gebed. Tegelijk zeggen we: de Geest drukt ons niet weg en walst ons niet plat. Nee, Hij verándert ons, zodat wij nog meer goed gaan doen en wij nog heiliger worden.

Dat vergt eerbiedige onderwerping aan de Here en zijn Woord, ootmoedige afhankelijkheid van God en zijn genade, en toegewijde dienst in de kracht van de Geest. Daar zullen we om bidden. Wij zijn hier immers samen om te bidden voor de synode, voor u, broeders afgevaardigden. We weten ons bij uw agenda en werk betrokken. We hebben de kerken lief. En we verlangen dat onze synode, dat u samen, de kerken voorgaat in een consequent kiezen voor het evangelie!

Amen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer