Zachtmoedig
„Zalig zijn de zachtmoedigen; want zij zullen het aardrijk beërven.” Mattheüs 5:5
Ellendig te zijn en daar geen kennis van te dragen, dat is de uiterste jammerstaat en wordt daardoor ongeneeslijk. Dat geeft Christus de Joden met scherpe taal te kennen, zeggende: „…nu zegt gij: Wij zien; zo blijft dan in uw zonde”, Johannes 9:41. Hij verklaart zo ook de gemeente van Laodicea in de hoogste trap ellendig en jammerlijk, omdat ze zeiden: „Ik ben rijk en verrijkt geworden en heb geens dings gebrek…” Ze waren ondertussen onkundig gebleven van hun ellendigheid. Deze ellende te kennen is het eerste tot de verlossing en genezing. Gelijk het van de profeet ook als het eerste geneesmiddel wordt voorgeschreven.Het maakt de mens bekwaam om te zoeken naar gerechtigheid en zachtmoedigheid. Want zolang hij zijn ellende niet recht kent, staat hij op zijn eigen recht. Die ellende kennende, zoekt hij met de tollenaar gerechtigheid en zachtmoedigheid alleen in de genade van God en gaat daarna gerechtvaardigd henen.
Daarom, ook zo hij zijn ellende kent, hij zoekt zachtmoedigheid. Ja, hoe zou hij daarvan vreemd kunnen zijn? Ja, zijn eigen nietigheid en zondigheid gebiedt hem in alles stil te zijn voor de Heere en met een zachtmoedige geest te wandelen met zijn naaste, zoals Christus dat zegt: Leert van Mij, dat Ik zachtmoedig ben.
Matthaeus Jorna, predikant te Makkum (”Klare spiegel der zaligen en rampzaligen”, 1686)