„Westerse zending heeft tijd gehad”
„De zending vanuit westers perspectief heeft haar langste tijd gehad. Het initiatief voor zendingsactiviteiten komt meer en meer vanuit nieuwe centra in het zuiden. Juist in de wereld van de armen ontstaan nieuwe gemeenten. God zoekt niet het aanzienlijke, maar het onaanzienlijke op.”
Drs. W. van Laar, algemeen secretaris van de Nederlandse Zendingsraad (NZR), sprak dinsdag op de eerste dag van de conferentie voor leidinggevenden van zendingsorganisaties in Dalfsen. De bijeenkomst was georganiseerd door de Evangelische Zendings Alliantie (EZA) en had als thema ”Wereldwijde trends en de plaats van Europa in zending”.
In zijn referaat besteedde Van Laar, voormalig GZB-zendeling in Chili, veel aandacht aan de volgens hem veranderde situatie op het gebied van de zending. „De wereld is op drift. Mensen voelen zich ontworteld. Ze zijn onzeker en voelen zich nergens thuis, ook geestelijk niet. De hunkering naar religieuze heelheid, geborgenheid en houvast is wereldwijd.”
En misschien wel daarom, zei Van Laar, is het een feit dat het christendom de snelst groeiende godsdienst is. „In het noorden is sprake van een teruggang, in het zuiden daarentegen van groei. De gemeente van Jezus Christus heeft bijna in ieder land ter wereld wortel geschoten. Elk land is zendingsveld en tegelijk basis van waaruit de zending uitgaat. Het zuiden zal de evangelisten voor de toekomst leveren.”
Deze veranderde situatie stelt de „zending zoals we die tot nu toe automatisch uitvoerden” voor grote vragen, denkt Van Laar. „Da Costa zong nog: ”De Godsrijkstichting neemt vanuit de West zijn loop”. Dat zingen wij hem niet meer na. De groei van de kerken in Afrika, Azië en Latijns-Amerika is geen gevolg van Genève, Lausanne of Rome, maar is een onafhankelijke beweging, waarin zich de kracht van het geloof manifesteert.”
De confrontatie met deze realiteit betekent volgens de NZR-secretaris dat zendingsorganisaties zich heel anders moeten opstellen. „Juist als we de armen opzoeken, lopen we de kans Gods aanwezigheid opnieuw te ervaren. Niet vanuit een ideologische positie, ook niet omdat God alleen bij de armen is. Zo kennen wij Jezus niet: hij was ook bezorgd over de rijke jongeling. Maar ik denk dat Hij over ons dezelfde bezorgdheid heeft: is de kerk in fort Europa, een kerk die zo dicht leeft bij de centra van macht en welvaart, nog wel geschikt als zendingskerk?”
De westerse zending moet haar eurocentrische houding laten varen en een dienstknechtgestalte aannemen, stelde Van Laar. „Het is dan niet langer: wie betaalt, bepaalt. De zending is een ”missio Dei”: niet van ons, maar van God.”
Maar, vroeg een deelnemer, „schetst u niet een romantisch beeld als u zegt dat de toekomstige evangelisten allemaal vanuit het zuiden komen?” Van Laar: „We mogen niet constateren dat Europa het heeft gehad. En als je weet dat je deel mag uitmaken van de groeiende wereldkerk, mag je per definitie niet zeggen dat de situatie hopeloos is. Laten we ook blij zijn met de vele gemeenten waarin zondag aan zondag mensen samenkomen. Dat stemt hoopvol.”
Die hoop hield ook EZA-directeur K. van der Wilden de aanwezigen voor ogen. „God is dezelfde. Na de inquisitie, de kruistochten en het grote schisma was Hij niet klaar met Europa. En ook nu is er nog hoop. Al schrik ik me, zeker als ik tv-kijk, soms wezenloos.”
In de huidige westerse cultuur, zei Van der Wilden, speelt het postmodernisme een zeer belangrijke rol. „Ook in eigen kring. De grote verhalen zijn niet langer geloofwaardig. Jongeren willen wel de zending in, maar durven niet te zeggen dat ze zijn geroepen. Dat is een te groot verhaal.”
„Ik denk”, stelde de EZA-directeur, „dat we het roer totaal moeten omgooien. Want is ook het Evangelie niet zo’n groot verhaal? Of heeft iedereen zijn eigen waarheid?”
Van der Wilden haakte hiermee in op de eerder gehouden lezing van Bill Taylor, directeur van de Missions Commission van de Wereld Evangelische Alliantie (WEA). De Amerikaan hield zijn publiek een voorbeeld voor van een bevriend zendingsechtpaar dat werd uitgezonden naar Marokko. „De man vreesde het meest zijn achterban. Zijn vrouw was bang voor de vraag wie Jezus is. Zal Hij gelijkgesteld worden aan Mohammed? En wat is dan het antwoord? Is Hij de enige weg of is het verschil met Mohammed niet meer dan dat tussen een Duits en een Nederlands biertje?”
Taylor benadrukte de grote veranderingen die gaande zijn: de opkomst van het postmodernisme, de toenemende globalisering en de verschuiving van het christelijk zwaartepunt van noord naar zuid. „We moeten de tekenen van de tijden verstaan.”
Een groot gevaar is, zei Taylor, het simplificeren van de zendingstaak. „Het is een illusie dat massamedia het definitieve antwoord vormen op de wereldevangelisatie. Neem bijvoorbeeld de bekende Jezus-film. Toen die aan primitieve volken werd getoond, werd de mensen gevraagd waarom ze kwamen kijken. „Onze medicijnman kan geen figuren op de wand levend maken”, was het antwoord. Dat zet je dan aan het denken. Misschien is de film slechts een vorm van pre-pre-pre-evangelisatie.”