Heiligmaking
„Vertrouwende ditzelve, dat Hij die in u een goed werk begonnen heeft, dat voleindigen zal.”
Filippensen 1:6De heiligmaking is het oefenen van een evangelische godzaligheid in de zuivere liefde tot God, Christus en de naaste. Dat gebeurt met de eerbiedige vrees voor God, uit besef van Zijn hoogheid en onze nietigheid, om toch tegen zo’n ontzaggelijke God niet te zondigen.
Heiligmaking behelst het vertrouwen op God, dat men zich verlaat op Hem onder alle drukkende zwarigheden, met de verwachting dat God het maken zal in dat bidden tot God om hem zijn begeerte bekend te maken en het nodige van Hem te vragen. Zo iemand mag met David zeggen: „Een dag in Uw voorhoven is beter dan duizend elders.”
Ten slotte, heiligmaking is ook gemeenschap te hebben aan het Evangelie, het te verstaan, de zin ervan te begrijpen, dus als een geestelijk mens de dingen te onderscheiden. Men leert al wat het Evangelie verdraagt voor waarachtig te houden, en toe te stemmen. Als dat plaatsvindt, wordt men verslagen in het hart gelijk de mannen op het pinksterfeest. Dan wordt het hart geopend als dat van Lydia. Dan heeft men deel en gemeenschap aan alles wat in dat Evangelie geopenbaard wordt tot heil van de zondaar. In deze gemeenschap met God hebben zij ook deel aan alle goederen van het genadeverbond, zodat die voor hen zijn „de gewisse weldadigheden Davids.”
(”De Waarheid in het binnenste”, 1759)