Kerk & religie

Beginnen bij het einde

Met grote gedrevenheid zet hij zich in voor een wereld van eenheid in verscheidenheid. Soms voelt hij zich in de dialoog met andersdenkenden zo pijnlijk getroffen, dat hij de onderlinge ontmoeting afbreekt. Maar de punt achter het gesprek verandert bij rabbijn Awraham Soetendorp (65), die volgende week afscheid neemt zijn liberale Joodse gemeente in Den Haag, vroeg of laat in een puntkomma. „Mijn vader geloofde dat ik het Messiaanse tijdperk zou mogen meemaken. Ik heb de hoop daarop nog niet opgegeven.”

Ben Tramper
8 February 2008 10:14Gewijzigd op 14 November 2020 05:31
Rabbijn Soetendorp van de liberaal Joodse gemeente in Den Haag kreeg bij zijn geboorte in 1943 twee namen van zijn ouders: Awraham Shalom. „Mijn vader gaf mij een hoge taakstelling: alles doen wat in mijn vermogen ligt om kinderen een wereld van gerechtig
Rabbijn Soetendorp van de liberaal Joodse gemeente in Den Haag kreeg bij zijn geboorte in 1943 twee namen van zijn ouders: Awraham Shalom. „Mijn vader gaf mij een hoge taakstelling: alles doen wat in mijn vermogen ligt om kinderen een wereld van gerechtig

Hij werd geboren in 1943, het jaar waarin de grond onder de voeten van Joden in Amsterdam steeds heter werd en de deportaties naar concentratiekampen op gang kwamen. Slechts drie maanden was hij bij zijn ouders thuis, daarna brachten verzetsmensen hem onder bij pleegouders in Limburg.Uw ouders noemden u niet alleen Awraham, maar ook Shalom. Een moedige daad?
„Mijn vader heeft mij later met humor verteld hoe de ambtenaar van de burgerlijke stand zei: „Vadertje, doe het toch niet, geef dit kind toch geen Jodennamen.” Maar hij was er niet vanaf te brengen. Hij stond in de razernij van het nationaalsocialisme, maar hij hield onverkort en met grote waardigheid vast aan de Bijbelse overtuiging dat mensen zijn geschapen naar Gods evenbeeld en een roeping hebben naar elkaar om te zien. Dit kind, zei hij, heet Shalom, want vrede zal er zijn.”

Kort daarna werd u ondergebracht bij Limburgse pleegouders. Uw pleegvader moest de zorg voor u zelfs met de dood bekopen…
„Op de dag van de bevrijding kwam de buurt waarin ik woonde onder vuur te liggen. Als klein jochie besloot ik vanuit een kelder in het huis naar boven te gaan. Ik stond in de deuropening toen een brandbom in de directe omgeving insloeg. Op hetzelfde ogenblik sprong mijn pleegvader voor mij. Hij werd dodelijk getroffen, ik bleef gespaard. Ik heb het verhaal later gehoord. Het maakte op mij een verpletterende indruk.”

Na de oorlog kon u worden herenigd met uw ouders. Uw vader was rabbijn en gaf de aanzet tot de bouw van een synagoge, in een tijd waarin veel Joden met het geloof braken. Kende hij geen vertwijfeling?
„Ons huis werd het lachhuis genoemd: vele Joodse mensen, beschadigd, berooid, verslagen, hebben er intense vreugde beleefd. Aan het einde van de maaltijd bidden de Joden een gebed met de woorden van Psalm 37: „Ik heb nooit een rechtvaardige verlaten gezien, noch zijn zaad zoekende brood.” Sinds de oorlog nemen Joden bij die regels vaak stilte in acht. Maar wat deed mijn vader? Hij bad: „Vertrouw volledig op de Eeuwige, want God, de Altijdaanwezige, is een Rots voor altijd.” Veel mensen vertelden mijn vader dat ze niet meer konden geloven. Mijn vader hield hen bij de hand. Hij worstelde met hen mee.”

Herkent u zich in die worsteling?
„Jaren geleden hield ik een predicatie over Balak en Bileam. Na afloop kwam een man, Moshe de kleermaker, naar me toe. „U bent Rashi (een Joodse commentator, red.) vergeten”, zei hij. „Ik kan Rashi niet altijd noemen”, antwoordde ik. „Maar Rashi heeft mijn leven gered”, vervolgde hij. Waarop hij vertelde dat hij in het concentratiekamp aan Rashi’s commentaar op Balak en Bileam moest denken toen een bewaker op een dag de barak binnenstapte en de uitgemergelde mannen vroeg wie er wilde eten en werken. Iedereen zei ja en schuifelde naar buiten. Opdat moment dacht hij aan wat Rashi schrijft: „Laat je niet beetnemen, niet door de angel en niet door de honing.” Hij keerde terug en was de enige die in leven bleef, de rest werd neergeschoten.”

„„Awraham”, zei hij, „begrijp je dat ik niet meer kan bidden? Ik heb het overleefd, maar zo vele anderen niet.” Ik vroeg hem: „Maar Moshe, waarom kom je dan nog naar de synagoge? Waarom zing je zo luid mee?” „Weet je”, zei hij, „het is moeilijk om met God te leven, maar het is nog moeilijker om zonder Hem te leven.”

Altijd als ik aan Moshe terugdenk, zeg ik tegen mezelf: Wie ben ik dat ik zou wanhopen?”

„Hoe kan ik zin geven aan mijn bestaan die in overeenstemming is met het ontzagwekkende voorrecht te mogen leven?” schreef u ooit. Hoe beantwoordt u uw eigen vraag?
„Niet zo lang geleden was ik op een congres in Sydney over de toekomst van de aarde. Ongedacht werd ik mij op een bijzondere manier bewust van het feit dat ik me in een uithoek van de wereld bevond, dat ik leefde en dat ik m’n leven te danken had aan een man en een vrouw die in het uur van doodsgevaar voor mij hun deur openden. Daarop zei ik: „Nu heb je zelf een deurklink in handen. Door de kier van de deur kijken de ogen van een kind. Wat doe je? Laat je het binnen? Of trek je de deur dicht?” Ik voelde opnieuw de hoge taakstelling die mijn vader mij gaf in de naam Shalom: alles doen wat in mijn vermogen ligt om kinderen een wereld van gerechtigheid te geven.”

Wat is de betekenis van het Joodse geloof bij uw inzet voor vrede, veiligheid en vrijheid?
„Er is een chassidisch verhaal over een rabbi die tijdens het opzeggen van zijn gebeden wordt gestoord door een klop op de deur. „Even wachten”, roept hij, „ik moet eerst bidden.” Uiteindelijk staat de rabbijn op en ziet hij buiten twee mannen weglopen. „U had geen geduld”, roept hij. Een van de mannen antwoordt: „Ik had uw hulp nodig. Psalmen zingen kunnen de engelen veel mooier dan u; iemand helpen, dat kunt u alleen.”

God geeft ons vandaag de dag meer mogelijkheden dan ooit om onder Zijn inspiratie van deze wereld een paradijs te maken. Hij heeft beperkingen in Zijn almacht aangelegd en ons de mogelijkheid gegeven onze vrije wil tot het goede te ontwikkelen. Wanneer wij daarnaar trachten, zal Hij ons helpen.”

Onder christenen heersen andere opvattingen over de vrije wil en de mogelijkheden tot het paradijs te geraken.
„Daarom heb ik in mijn vele gesprekken met hen voortdurend het optimisme van het Jodendom onder ogen gebracht. Ik begin altijd bij het einde, de Messiaanse tijd van vrede en rechtvaardigheid, omdat wij beiden daarin geloven. Over de weg ernaartoe verschillen we van opvatting. Maar het perspectief dat er eenmaal voor iedereen, wie hij of zij ook is, toegang is tot water, voedsel, medicijnen en onderwijs, heeft in zichzelf zo’n kracht dat het de mensenharten voor elkaar opent.”

Christenen geloven dat het kwaad en het lijden op de wereld ten diepste een oplossing vinden in Jezus Christus. Wie is Hij voor u?
„Jezus is mijn grote, Joodse broeder, zeg ik met de woorden van Martin Buber. Hij is degene Die het doek van het gezicht van de melaatse wegneemt en voor het eerst in de ogen blikt van iemand die nooit meer door mensen wordt aangekeken. Helaas is Hij, als vele anderen, door de Romeinen gedood. Ik respecteer dat Jezus voor christenen de herrezen Zoon is, die naast de Vader zit, genade geeft en losmaakt van de zonde.”

Hoe zou u reageren als een kleinkind op een dag zegt te geloven dat Jezus de Zoon van God is?
„Dat kan ik me helemaal niet voorstellen. Over het algemeen gesproken heb ik respect voor ieders beslissing. Er is vrijheid van geloof. Dat is erg belangrijk. Maar ik moet er wel, heel eerlijk, iets bij zeggen. Als volk van Israël hebben wij een geschiedenis met diepe dalen waarin steeds de hoop op en het verlangen naar de Messiaanse tijd levend is gehouden. Eenieder die het volk verlaat, is een verlies.”

Waarom ervaart u dat zo?
„Wij gaan er niet vanuit dat je Joods moet zijn om het heil te krijgen, dat je ziel moet worden gered of dat de wereld Joods moet worden. Het Jodendom is nooit uit geweest op bekering van anderen, dat is een groot goed.

Mijn relatie met christenen is er een van liefde en respect. Christenen leven met zo velen op de aarde, ik roep hen op niet meer triomfantalistisch te zeggen: Wij vormen de macht en wij hebben daarom de mogelijkheid de wereld te ’christenen’ en zo het paradijs te realiseren. Ik zie ernaar uit dat zij zeggen: Elk mens heeft het recht een godsdienst te kiezen, laten wij benadrukken dat er vele wegen zijn naar de waarheid. Laten wij blij zijn met onze overtuiging, maar laten we niet meer actief zending bedrijven.”

Waarom ziet u daar zo naar uit?
„Ik denk aan De Dokwerker, het beeld dat kort na de oorlog verrees op het plein bij het huis van mijn ouders in Amsterdam. Die heeft de armen uit de mouwen. We moeten aan het werk. Er is zo veel nood, er is zo veel te doen.”

Christenen hoeven toch niet te zwijgen over hun overtuiging dat Jezus de weg en het leven is?
„Op een slotdag van een conferentie van religieuze leiders in New York kwam een protestant naar me toe. „Kun jij ons helpen?” vroeg hij, „er is een conflict tussen een kardinaal en een groep hindoes. De kardinaal wordt ervan beschuldigd zieken en armen te helpen om zieltjes te winnen.” Ik heb toen een verklaring opgesteld waarin de hindoes aangaven blij te zijn met de komst van christenen in India en dat zij vrijelijk hun overtuiging konden uitdragen, maar dat hulp als zodanig nooit mocht gebeuren met een verborgen agenda.

Laten we ons concentreren op het realiseren van het Messiaanse tijdperk en elkaars innerlijke overtuiging met rust laten. De weg ernaartoe is het losmaken van de geboeiden en het geven van huizen aan daklozen. Met hart en ziel pleit ik ervoor dat we streven naar het realiseren van de millenniumdoelstellingen van de Verenigde Naties voor 2015: elk kind kan naar school, elk kind krijgt zuiver drinkwater.”

U pleit al decennialang voor vrede en vrijheid. Mogen christenen in een tolerante samenleving uitdragen dat homoseksualiteit strijdig is met de Bijbel?
„Degenen die mij hebben gered, hebben dat gedaan omdat ze ervan doordrongen waren dat ze dat moesten doen. Daar hadden zij de verklaring voor de rechten van de mens, zestig jaar geleden opgesteld, niet bij nodig. Zij zagen een mens in nood en staken de helpende hand uit zonder te letten op religie, huidskleur of afkomst. Zo vind ik dat wij in staat moeten zijn saamhorigheid in Nederland en daarbuiten na te streven.”

Als een politieke partij vrouwen of praktiserende homo’s om godsdienstige redenen niet toelaat tot bestuurlijke functies, is het land te klein, ook al kunnen ze elders overal terecht.
„Nu raken we een algemeen maatschappelijk probleem: het spanningsveld tussen de vrijheid van meningsuiting enerzijds en het recht om niet gekrenkt te worden anderzijds. Er zijn geen wetten om dat veld af te bakenen. De intensieve, existentiële discussie over vrijheden en rechten heeft tijd nodig. Tegelijk gaan de alledaagse bezigheden door en zijn we met elkaar aan het werk voor onze samenleving. We moeten met verschillen leren leven. De wereld is een eenheid in verscheidenheid.”

Kunt u zich indenken dat christenen zich afvragen hoe lang zij nog verzet mogen bieden aan het gelijkheidsdenken in de samenleving?
„Belangrijk is dat we elkaar van persoon tot persoon ontmoeten. We moeten individueel denken, niet vanuit een ideologie. Jaren geleden zei ik in een lezing op een school: „Gelukkig zijn er meer wegen naar de waarheid.” Na afloop kwam een jongen naar me toen. „Mag ik u een vraag stellen? Ik geloof dat Jezus Christus de waarheid is. Ben ik nu voor u iemand die discrimineert?” Ik zei: „Als jij zegt dat je gelooft in Jezus Christus maar respect hebt voor mensen die dat niet doen, discrimineer je niet.” Hij haalde opgelucht adem.

Daarna ontmoette ik twee dominees die met mij wilden spreken over Gods lijdende Knecht. Ik vertelde hun dit verhaal en vroeg de ene dominee om een reactie. „Niet ik, maar God zegt dat Jezus de weg is”, zei hij. „Ik hoop dat er een dag komt waarop u beseft dat Jezus van Nazareth voor u Zijn bloed heeft gegeven.” Toen vroeg ik de andere om zijn mening. „Niet ik, maar God zegt dat Jezus de weg is.” Daarop heb ik gezegd: „Uw overtuiging respecteer ik, maar ik voel niet meer de behoefte het gesprek voort te zetten.””

„Twee jaar later vertelde ik dit aan een gezelschap. Er stond een man op. Hij stelde mij de vraag: „Weet u wat er in hen omging toen zij buiten stonden?” Ik zei: „Ik moet eerlijk zeggen dat ik me dat nooit heb afgevraagd. Dat doe ik nu wel. En ik vraag me tevens af of een gesprek toch niet mogelijk zou zijn geweest.”

Ik heb ermee geleerd dat we met elkaar in gesprek moeten blijven, ook al ben ik geschokt en heb ik de tijd nodig om me over pijnlijke uitspraken heen te zetten.”

Vorige maand zei u in een uitzending van Netwerk dat de politiek Wilders moet isoleren. Dat lijkt in tegenspraak met uw opmerkingen over het blijven zoeken naar de dialoog.
„Ik vind het onbegrijpelijk dat hij week na week een verbod van de Koran eist. Ik begrijp niet hoe hij tot zulke uitspraken komt. Inmiddels heb ik drie keer geprobeerd hem telefonisch te spreken. Ik hoop dat we elkaar een keer persoonlijk kunnen spreken.”

Wat wilt u hem zeggen?
„Ik weet uit ervaring hoe verschrikkelijk het is om met de dood te worden bedreigd. Dat heb ik in mijn leven ook meegemaakt. Eind jaren zeventig kreeg ik politiebewaking omdat volgens de politie radicale Palestijnen eisten dat ik mij niet meer over Israël zou uitlaten. Ik heb de persoonlijke risico’s ter wille van de vrede genomen. Wat zijn de motieven van Wilders om door te gaan? Hoe leven ze bij hem in het hart?”

Misschien vindt hij u een naïeve man met een irrealistische visie op de islam.
„We moeten zuiver blijven spreken. Het is onjuist om in algemeenheden te praten, alsof de islam een grootheid is. Beter is het om misstanden als vrouwenbesnijdenis te benoemen en aan te pakken.”

Er wonen in dit land volgens hem duizenden moslims die Nederland islamitisch willen maken.
„Of er duizenden mensen zijn die dat willen, weet ik niet. Wat ik wel weet, is dat ik niet kan leven in een samenleving waarin groepen mensen worden gestigmatiseerd. We moeten geen onderbuikgevoelens creëren.”

Die gevoelens ontstaan mede door wat in de islamitische landen gebeurt. Vorige week veroordeelde de rechtbank in Egypte een ex-moslim omdat hij christen is geworden.
„Ook dit soort zaken moet worden besproken. In Davos heeft een kardinaal tijdens een bijeenkomst van het World Economic Forum een lid van de koninklijke familie in Saudi-Arabië erop aangesproken dat de Filippijnen in zijn land wel mogen werken, maar niet hun geloof mogen uiten. Dat gebeurt ook.”

Uw vader verwachtte dat zijn kinderen het aanbreken van het Messiaanse rijk zouden meemaken. Wat denkt u?
„Weet u, ik heb de hoop nog niet opgegeven dat ik het zelf mag beleven. Van de grote filosoof Hermann Cohen wordt gezegd dat hij eens in gesprek was met de Joodse geleerde Franz Rosenzweig. „Ik beleef de Messiaanse tijd”, zei hij. „Je bent al tachtig”, zei Rosenzweig. Waarop Cohen zei: „En?””

Levensloop

Awraham Shalom Soetendorp werd op 16 februari 1943 geboren in Amsterdam als zoon van een rabbijn. Na het gymnasium studeerde hij aan het Leo Baeck College in Londen, een opleidingsinstituut voor progressieve rabbijnen. In 1968 werd hij rabbijn van de liberaal Joodse gemeente in Den Haag.

Soetendorp is nauw betrokken bij de internationale, interreligieuze dialoog. Hij is lid van het hoofdbestuur van de Progressieve Joodse Wereldorganisatie. Ook is hij lid van het Green Cross International, een organisatie die is opgericht door oud-president Gorbatsjov van de Sovjet-Unie en zich inspant voor een leefbare wereld. Als lid van de organisatie van Rabbijnen voor Mensenrechten is hij betrokken bij vredesinitiatieven in het Midden-Oosten.

Voor zijn inzet bij de bestrijding van armoede, honger en geweld kreeg Soetendorp diverse (inter)nationale onderscheidingen. De rabbijn is getrouwd met Sira van IJssel, heeft twee kinderen en zes kleinkinderen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer