„Reformatoren beoordelen beeldcultuur verschillend”
UTRECHT - De reformatoren zagen de laatmiddeleeuwse vroomheid als een vorm van afgoderij, die afleidde van de Schrift. Toch zaten ze niet op één lijn in hun beoordeling van de beeldcultuur.
Dat stelt de Utrechtse kerkhistoricus dr. W. J. van Asselt. Hij is een van de eindredacteuren van de onlangs verschenen bundel ”Iconoclasm and Iconoclash. Struggle for Religious Identity” (uitg. Brill, Leiden). Het boek gaat over de spanning tussen woord en beeld en de invloed daarvan op de vorming van religieuze identiteit.De Zwitserse reformator Zwingli was het felst gekant tegen beelden. Volgens hem kon een visueel object het geestelijke niet verbeelden. Luther beriep zich echter op de christelijke vrijheid, terwijl Calvijn benadrukte dat Gods majesteit en heerlijkheid niet door mensen zijn af te beelden.
Dr. Van Asselt verklaart de onderlinge verschillen tussen de reformatoren uit de historische omstandigheden waarin zij werkten. Ook speelden allerlei exegetische en theologische discussies over de Tien Geboden, de godsleer, de christologie en de sacramentsleer een rol.