Schuld
Stel dat wij niet door het licht van het Evangelie beschenen waren en nog leefden als onze heidense voorvaderen, die overgelaten waren aan de duisternis van hun verdorven verstand en in hun blindheid op het altaar van Wodan hun offers brachten. Indien dat het geval was, wij hadden geen zonde. Niet geloofd te hebben in een verlosser, die ons niet gepredikt werd, zou ons nooit tot schuld worden aangerekend. Wanneer wij dan de zelfde zonden tegen God en de mensen bedreven, die wij nu bedrijven, zou de trap van boosheid hiervan in het oog van een rechtvaardig God zo veel te minder zijn als de mate van de verlichting.
Wat is nu het voorrecht dat ons boven andere natiën ten deel is gevallen? Christus spreekt tot ons in Zijn Woord, in Zijn dierbaar Evangelie. Wij lezen het in onze woningen en zijn er in onderwezen van onze jeugd af. Onuitsprekelijk groot is ons dit voorrecht, maar niet minder groot de verantwoording die hierdoor op ons is gekomen.Het Evangelie is tot ons gekomen en nog dagelijks verheft het zijn stem tot ons. Nu hebben wij geen voorwendsel voor onze zonden en we zullen in de oordeelsdag niets tot onze verschoning kunnen inbrengen. Er zal ons niets anders overblijven dan onze moedwil te erkennen en de rechtvaardigheid van onze straf.
Ewaldus Kist, predikant te Dordrecht (”Leerredenen”, 1840)