Leven in drie continenten
„Mama, waar kom ik eigenlijk echt vandaan?” Die vraag werd me gesteld door Rhodé, onze vijfjarige dochter. Samen met de kinderen was ik op het vliegveld in Nairobi, Kenia. We moesten daar zeven uur wachten voor de vlucht naar Amsterdam. Omdat we overhaast tickets hadden moeten kopen, konden ze me nog geen zitplaatsen garanderen voor deze vlucht. Mijn man was achtergebleven in Zambia om het semester af te ronden.
Meestal zijn de rollen tijdens onze reizen zo verdeeld dat hij de zakelijke dingen regelt en ik op de kinderen let. Deze keer kon dat niet en stond ik al een uur in de rij om onze zitplaatsen te regelen, ’t liefst alle drie naast elkaar natuurlijk. De kinderen waren heerlijk aan het kletsen met allerlei mensen die ze nog nooit eerder hadden ontmoet. Vanuit de rij hield ik hen in de gaten.Na een poosje hadden ze erg veel lol met een groepje Amerikaanse jongelui die voor een paar weken in Zambia waren geweest. Al snel merken mensen natuurlijk aan de verhalen van onze kinderen dat ze best een boeiend leven leiden. Joas vertelde uitgebeid hoe hij een keer aangevallen werd door een cobra. Rhodé vertelt precies hoe je ”sjima” moet koken. Maar toen kwam de vraag van die ene knul: „Waar komen jullie vandaan?” Ze spreken prima Engels, wel met een vreemd accent, een vleugje Amerikaans, maar zeker nu ook een Afrikaans-Engels accent.
Met deze vraag begonnen de kinderen zich een beetje bewust te worden van hun tot nu toe nomadisch bestaan en ook van het onvermijdelijke ”mission kid”-syndroom: wie ben ik, waar kom ik vandaan, waar hoor ik? Ze hebben in hun korte leven in drie continenten gewoond: daar hebben ze relaties, daarvan spreken ze de taal, ze kennen ten dele de culturele spelregels, je hebt het gevoel ermee verbonden te zijn - en toch ook weer niet.
Je kunt de vraag op verschillende manieren uitleggen. Als kind kom je bij je ouders vandaan. Maar dat bedoelde die knul natuurlijk niet. In Rhodés geval zou hij beter kunnen zeggen over welke periode van haar leven hij het heeft. Haar eerste twee jaar groeide ze op in Amerika, daar zijn wij vanuit een gemeente uitgezonden. Daar liggen voor ons belangrijke kerkelijke relaties en hebben we ook een netwerk aan vrienden. Daarna woonden we bijna twee jaar in Nederland, hier leerde ze bewust de familie en de Nederlandse taal kennen. Het volgende anderhalf jaar liggen in Zambia, waar de kinderen ook weer op zoek zijn gegaan naar aanpassing en identiteit.
Het is boeiend om deze processen bij je kinderen te zien. Zelf groeide ik op in Indonesië en ik herken de vragen en opmerkingen waar onze kinderen nu soms zomaar mee komen. „Ik zou willen dat Nederland in Zambia lag, dat past gemakkelijk.” Hieruit spreekt dus het gevoel je verbonden te weten met beide landen en tegelijkertijd geen keuze te kunnen maken. In beide landen heb je relaties, die wil je niet kwijt. Ook hebben allebei de landen aantrekkelijke en minder aantrekkelijke kanten.
In het begin van ons verlof wilden de kinderen elke dag onder de douche, en ik genoot niet minder van stromend warm water. Begrijpelijk als je al anderhalf jaar jezelf elke dag schoon moet wassen door een bakje lauw water uit een emmer over je heen te gooien.
Rhodé zei heel beslist: „Ik trouw niet met een Zambiaan, ik ga dus zelf naar Nederland terug, Jullie mogen wel op mijn bruiloft komen.” Dat laatste is erg fijn natuurlijk… Ze ervaart de verschillen en maakt de balans op. Ze kunnen overigens prima met de mensen opschieten; verbazend hoe flexibel kinderen zijn. Door daar te leven, word je wel een beetje een van hen, maar je wordt het nooit helemaal.
Dat geld ook voor de periode in Nederland. Je kunt heel erg je best doen je hetzelfde te gedragen als de Nederlandse klasgenootjes, maar ’s avonds komen dan toch regelmatig frustraties naar boven. Er komt veel af op kinderen die in verschillende culturen opgroeien, ze leren ook veel waardevolle lessen. Bidden voor de arme kindjes is geen cliché, ze kennen deze kindjes - ook al worden ze soms dol van alle starende ogen. Onze oudste overwoog serieus al zijn speelgoed te verkopen en dan het geld weg te geven.
Hun wereldbeeld is ook heel breed, ze hebben met eigen ogen dingen gezien zoals de Kilimanjaro, de Victoriawatervallen, de Hollandse molens, het Amerikaanse vrijheidsbeeld en nog veel meer. Dan maak je dus wel eens een opmerking als: „Jammer dat ik de Chinese Muur nog nooit heb gezien.”
Het vele reizen, de verschillende culturen, het brengt ook onzekerheden met zich mee. Eén ding is echter overal hetzelfde. Dat hebben onze kinderen gelukkig ook ervaren: God is overal. En overal zijn mensen. De relatie met Hem en Zijn schepselen overtreft culturen.
M. Molenaar-Vreugdenhil woont vlak bij het plaatsje Petauke in Oost-Zambia. Haar man, ds. C. Molenaar, is daar als docent verbonden aan een theologische school. Zij is moeder en juf van twee jonge kinderen en helpt mee bij alle activiteiten die op het Covenant College plaatsvinden.