„Het hoogst bereikbare is vriendschap”
Titel: ”Tegen de onverschilligheid. Pleidooi voor een moderne levenskunst”
Auteur: Joep Dohmen
Uitgeverij: Ambo, Amsterdam, 2007
ISBN 90 978 263 1101 7
Pagina’s: 316
Prijs: € 19,95.
Filosoof Joep Dohmen keert zich tegen een leven van „plat hedonisme, van aangeprate behoeften en geëtaleerd genot.” Maar zijn boek ”Tegen de onverschilligheid” bevat ook missers, vooral als het om het christendom gaat. „De moderne samenleving heeft zwaar te lijden onder het dominante neoliberale ethos van zelfbeschikking. Egoïsme, narcisme, hedonisme, achteloosheid en onverschilligheid terroriseren het alledaagse leven en zijn de wanproducten van de moderne vrijheid. Autonomie is een mythe.” Dat schrijft Joep Dohmen in zijn nieuwste boek ”Tegen de onverschilligheid. Pleidooi voor een moderne levenskunst”.
Terwijl vrijheid als zelfbeschikking breed wordt gepropageerd, is er in werkelijkheid sprake van afhankelijkheid, aldus Dohmen. ”Jezelf zijn” en ”echt genieten”, het zijn opmerkelijk vaak voorkomende verleidingsmanoeuvres in reclamecampagnes. Kenmerkend is ook dat hedendaagse mensen niet weten wat matigheid is en dat zij hun emoties niet kunnen beheersen. Ze zijn uit op directe behoeftebevrediging waarbij de ander slechts instrument is. Als gevolg daarvan wordt de samenleving geconfronteerd met allerlei handelingen in het openbare leven die te typeren zijn als ”grof, lomp en achteloos”. Als medicijn beveelt Dohmen een filosofische levenskunst aan, die de moderne mens via de ”zorg voor zichzelf” wil leren een goed leven te leiden. Daarin gaat het om de authentieke mens die niet wil „leven in de uiterlijke schijn van het platte hedonisme, van aangeprate behoeften en geëtaleerd genot.”
Vriendschap
Dohmen is docent aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht. In zijn helder geschreven ”Tegen de onverschilligheid” biedt hij een overtuigende analyse van de situatie van de westerse mens. Hij wijst op de keuzevrijheid, ook ten aanzien van waarden en normen (waardepluralisme). De prijs daarvoor is: onzekerheid, innerlijke verdeeldheid en verveling. De moderne persoonlijkheid wordt gekenmerkt door een gebrek aan samenhang en diepgang. Hij noemt het waardepluralisme even bekoorlijk als gevaarlijk. Niet zelden betekent het de doodsteek voor een intens leven.
Toch wil hij de vrijheid -het „meest kostbare ideaal van de moderniteit”- niet opgeven, zoals conservatieve denkers doen. Vrijheid is geen uitgangssituatie, maar opdracht. Zelfbeschikking moet worden geleerd, door op zoek te gaan naar wat in het eigen leven werkelijk van belang is. Hiermee betreedt Dohmen het terrein van de levenskunst: morele vorming ter bevordering van onze zelfverantwoordelijkheid.
In het voetspoor van de Franse filosoof Michel Foucault (1926-1984) staat deze ”zorg voor zichzelf” weer op de agenda. Foucault ontdekte in de klassieke oudheid een cultuur van zelfzorg, met vrijheid als doelstelling. Grieken en Romeinen wilden geen slaaf zijn van driften, verlangens en emoties. In hun visie is de vrije man degene die zichzelf beheerst, die dankzij oefening en strijd gezag heeft over zichzelf. Wie daarin slaagt, is in staat een goed burger te zijn. Dohmen geeft een voortreffelijke uiteenzetting over levenskunst in de klassieke oudheid, van Socrates tot cynici en sceptici, en de antieke invloeden in de christelijke levenskunst. Ook biedt hij een heldere analyse van het denken van Nietzsche.
Hij bakent filosofische levenskunst scherp af van populaire vormen daarvan. Op niet mis te verstane wijze rekent hij af met positief denken, zelfmanagement, lifestyle, zenboeddhisme en new age. Het consumptief genot van het hedendaagse hedonisme (genotzucht) noemt hij een ontaarding van het klassieke hedonisme van Epicurus. Daarin ging het om matiging en gemoedsrust. Epicurus zag „niet in eten, drinken of seks maar in vriendschap de hoogste vorm van genieten.”
Authentiek
Dohmen voert een pleidooi voor authenticiteit (echtheid) als levenshouding. De kern daarvan is: trouw zijn aan jezelf. Hij noemt het een hardnekkig misverstand dat authenticiteit je onveranderlijke innerlijke kern (je wezen) zou betreffen. Het gaat niet om het vinden van jezelf, maar om het uitvinden van de stappen die je hebt te zetten. Hij geeft een voorlopige omschrijving van authenticiteit: „Uitgangspunt van zo’n levenshouding is de norm van persoonlijke verantwoordelijkheid. Vervolgens ontwikkelt zo’n levenskunstenaar samenhangende keuzes op grond van bewust aanvaarde waarden, houdt vast aan sommige keuzes en herziet andere, niet op grond van opportunisme maar omdat een eerdere keuze niet langer in overeenstemming is met het voortschrijdend inzicht op basis van de ervaringen van het geleefde leven. Authenticiteit is zelf noch het uitgangspunt, noch het proces, maar het resultaat.” Een authentieke persoon bezit dus een eigen waardepatroon, in het besef overigens niet zelf de schepper te zijn van normen en waarden, omdat „die in zekere zin gegeven zijn. Zo kennen wij in de westerse cultuur gevestigde waarden als eerlijkheid, dankbaarheid en rechtvaardigheid.”
Dohmen lijkt uit te gaan van westerse waarden, maar verwijst ook naar algemeen geldende regels, zonder duidelijk te maken hoe die twee zich tot elkaar verhouden. Ook zegt hij dat de moraal geen absolute grondslag heeft. Bovendien is hij trots op het huidige waardepluralisme, hoewel hij dat tevens als grondprobleem ziet van het huidige bestaan. Verder is voor hem de voorrang van christelijke waarden boven het waardepluralisme niet evident. Waarom niet? Hier verliest Dohmen de helderheid die zijn boek juist kenmerkt. Hij zou authenticiteit kunnen opvatten als de verinnerlijking van universele waarden. En als oorsprong daarvan zou hij kunnen wijzen op de schepping van de mens naar het beeld van God. Deze laatste stap zal hij niet zetten. Maar waarom verwijst hij niet helder naar zijn humanistisch waardepatroon? Laat hij dan wel uitleggen hoe hij trots kan zijn op het waardepluralisme.
Missers
Het boek bevat ook missers, vooral als het om het christendom gaat. Wie de christelijke moraal „een donkere moraal van plichtsbetrachting” noemt, heeft over het wezen daarvan nog niets gezegd. Wie christelijk medelijden onder kritiek stelt omdat daar „welbeschouwd niemand beter van wordt”, slaat de plank mis. En wie Staphorst en Urk gemeenschappen noemt „van benepen, inauthentieke individuen”, karikaturiseert.
In zijn pleidooi voor een moderne vriendschapscultuur zegt Dohmen dat vriendschap morele kennis levert die we noch via zelfinkeer, noch via de wetenschap, laat staan vanaf de kansel kunnen verwerven. Dat laatste verraadt een blinde vlek voor wat de verkondiging van het Woord van God in een mensenleven kan uitwerken. Hij besluit zijn boek met: „Het goede leven ligt niet in de hemelse vreugde noch in het aardse, zinnelijke genot. Het hoogst bereikbare voor een mens is de zelfoverwinning waarvan je als vriend mag getuigen.” Dat is een armzalig slot van een boek dat toch ook veel goeds biedt.