Vrijgemaakte kerken raken op drift
In Kampen werd in oktober 1994 het symposium ”Vijftig jaar vrijmaking” gehouden. Een van de sprekers was de godsdienstsocioloog prof. dr. G. Dekker. Hij sprak daar de verwachting uit dat de vrijgemaakt gereformeerden in de toekomst ingrijpende veranderingen te zien zouden geven. Zij zouden zich de komende decennia ontwikkelen „in de richting waarin de synodaal gereformeerden zich ontwikkeld hebben en zij zullen in de toekomst ook weer meer op die synodaal gereformeerden gaan lijken.”
Uiteraard riep die prikkelende hypothese bij de aanwezigen reacties op. „Dat wij net zo geseculariseerd zullen raken als de kerken waarmee wij voor 1944 nog samenleefden, is een hypothese die hopelijk geen werkelijkheid zal worden”, aldus prof. dr. J. Douma. „Maar slijt het besef uit dat wij in de wereld moeten staan als mensen die niet van deze wereld zijn, dan volgt de aanpassing in de theologie vanzelf”, zo was zijn conclusie.Nu had Dekker zelf ook al opgemerkt dat we ons in deze zaken moeten hoeden voor al te automatische redeneringen. Ten aanzien van de synodaal Gereformeerde Kerken geldt dat, ondanks hun krachtige verzet tegen de modernisering, de wereld hen uiteindelijk toch te machtig geworden is. Dat betekent echter niet dat die ontwikkeling zich onvermijdelijk ook in de kleinere gereformeerde kerkverbanden zal voordoen.
Paradigmaverandering
Inmiddels zijn we meer dan een decennium verder. In hoeverre is het beeld al wat duidelijker geworden? Onmiskenbaar is er in de vrijgemaakte wereld het een en ander gepasseerd. Een paar jaar geleden had een nieuwe vrijmaking plaats. Weliswaar brak daarbij maar een klein aantal mensen met zijn kerk, maar dat het zover kwam, zegt wel wat.
Minstens even opzienbarend is in dit verband de paradigmaverandering die de vrijgemaakte deputaten dienst en recht opvoeren in hun recent gepubliceerde rapport aan de komende synode van Zwolle-Zuid. In eerste instantie moesten ze zich bezighouden met het toenemende aantal problemen tussen predikant en gemeente, maar de oorzaken daarvan liggen volgens de deputaten veel dieper dan men veelal denkt. In één à twee generaties zijn de vrijgemaakte kerken ingrijpend veranderd.
Dat heeft consequenties voor de ambtsopvatting. Het ambt draagt niet langer de persoon, maar de persoon moet laten zien dat hij geschikt is voor het ambt. Predikanten die daar niet in slagen, kunnen beter ander werk zoeken. Maar dat is niet het enige.
Kerkelijke regels worden versoepeld of terzijde geschoven, zo is de constatering. Het gaat om de persoonlijke band met Christus. Er is niet zozeer behoefte aan sturend, maar aan inspirerend leiderschap. Dergelijke leidersfiguren zijn ook buiten de eigen kerkgemeenschap te vinden. Kerkmensen staan steeds meer met beide benen in de moderne cultuur. Het gevolg is vaak dat hun doordeweekse leven grotendeels geseculariseerd is.
De vroegere vrijgemaakte hoogkerkelijkheid verdwijnt. Men zoekt in andere kerken vooral naar wat verbindt. Het geestelijk front ligt thans met name naar de geseculariseerde wereld en de islam. Maar ook naar niet-christenen toe geldt dat velen vooral zoeken naar gemeenschappelijke waarden op basis waarvan men de boel bij elkaar kan houden, in plaats dat zij de antithese benadrukken en een principieel isolement bepleiten.
Niet aan anderen opleggen
Zo presenteren de deputaten een ingrijpende opsomming van veranderingsprocessen in hun eigen kerken. Voor een deel zijn deze veranderingen ook elders in de brede gereformeerde gezindte waar te nemen. Opvallend is ook dat ze oordelen dat deze gigantische verschuivingen niet echt van principiële betekenis zijn. Zelf hebben ze hun voorkeur voor het nieuwe paradigma, maar iedereen mag zelf weten waar hij in deze ontwikkelingsgang van oud naar nieuw positie kiest. In ieder geval mag niemand zijn keuze als de enig ware aan anderen opleggen, al beseft men dat het spanningen kan geven wanneer binnen een gemeente predikant, kerkenraad en gemeenteleden verschillen in de mate waarin zij onderweg zijn.
In het vrijgemaakte kerkblad De Reformatie heeft dr. A. L. Th. de Bruijne inmiddels forse kritiek geleverd op dit deputatenrapport. In de eerste plaats was het niet de taak van dit deputaatschap om de hele ontwikkeling in de vrijgemaakte kerken te analyseren en in de tweede plaats vindt De Bruijne de gepresenteerde schets van het oude versus het nieuwe gedachtegoed onvoldoende onderbouwd. De schets berust inderdaad niet op uitgebreid onderzoek, hetzij in de vorm van interviews, hetzij in de vorm van literatuurstudie. Maar dat neemt niet weg dat de desbetreffende deputaten de zaken toch redelijk goed weten te typeren.
ChristenUnie
Terugkerend naar de vraag in hoeverre hiermee de hypothese van Dekker uit 1994 bevestigd wordt, moet gezegd worden dat de meeste veranderingen op grond van het nieuwe paradigma in dezelfde richting gaan als de verschuivingen die zich eerder al in de synodale Gereformeerde Kerken voordeden. Uiteraard zijn die kerken inmiddels alweer een heel stuk verder, maar het is niet aannemelijk dat de ontwikkeling in de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt stopt wanneer iedereen of bijna iedereen zich straks het nieuwe paradigma, het nieuwe referentiekader, heeft eigen gemaakt.
Zoals het heroriëntatieproces in de synodale Gereformeerde Kerken ingrijpende gevolgen had voor de koers van allerlei christelijke organisaties (VU, ARP, CNV, Trouw et cetera) waarin de leden van deze kerken een belangrijke rol speelden, zo staan deze ontwikkelingen in de vrijgemaakte kerken niet los van verschuivingen elders. Niet alleen het Nederlands Dagblad is nogal van signatuur veranderd, datzelfde geldt ook voor de ChristenUnie. Knevel sprak in zijn jongste boek van een paradigmashift bij de ChristenUnie. In plaats dat men, zoals vroeger, de nadruk legt op de Bijbelse waarden en normen die bepalend moeten zijn voor het overheidsbeleid, lijkt men zich nu bij veel zaken te hebben neergelegd. Vandaar dat men nu deel kan uitmaken van het kabinet.
Kuyperiaans
Om zijn hypothese over het op termijn volgen van de synodale kerken te onderbouwen, wees Dekker in zijn bijdrage aan het jubileumsymposium van 1994 op de aard van de godsdienstigheid in de vrijgemaakte kerken. Die typeerde hij als kuyperiaans. Anders dan de bevindelijk gereformeerden die zich meer wereldmijdend opstellen, willen de vrijgemaakten hun geloof op alle terreinen van het leven laten doorwerken. Maar dat betekent in de praktijk ook dat ontwikkelingen in de maatschappij hun weerslag hebben op de geloofsovertuiging.
Men legt de nadruk op de roeping van de kerk in de wereld, maar in de praktijk leidt dit er vooral toe dat de wereld ingang vindt in de kerk. In Bijbelse termen gezegd: terwijl men wil fungeren als het zout der aarde, dreigt het zout steeds meer smakeloos te worden. In een eerder stadium hebben we dat proces gezien in de synodale Gereformeerde Kerken, die evenzeer een kuyperiaanse signatuur hadden.
Maar er is in dit verband meer te noemen en ook daar is de naam van Kuyper aan te verbinden. De vooroorlogse Gereformeerde Kerken kenmerkten zich door een hoge mate van geloofsoptimisme. In brede kring was men ervan overtuigd dat men een kind van God was. Dat bleek onder meer uit een massale avondmaalsdeelname. Een waarschuwende en onderscheidende prediking was daar niet gangbaar.
Zelfonderzoek
De vrijmaking bracht daar geen verandering in. Integendeel. Drie jaar geleden promoveerde de gereformeerde theoloog Th. J. S. van Staalduine op een proefschrift over de Kamper hoogleraar G. M. den Hartog. Die kwam daarin naar voren als een van de grote tegenstanders van Schilder. Het bezwaar van Den Hartog tegen Schilder en de zijnen was met name dat die, vanuit hun nadruk op het verbond, niet wilden weten van de noodzaak van zelfonderzoek. Volgens hen mocht „de eisch tot zelfonderzoek, of men waarlijk in de Christus Gods gelooft, in de gemeente des Heeren niet gesteld worden.” Die lijn was inderdaad typerend voor de vrijgemaakte kerken. Daarbij zal duidelijk zijn dat een geluid als van Den Hartog in de synodale kerken al spoedig verstomde.
Maar als het geloof in de gemeente algemeen verondersteld wordt en niet in twijfel mag worden getrokken, wordt het moeilijker om in te gaan tegen allerlei nieuwe ontwikkelingen. Want de voorstanders daarvan zijn toch ook ware gelovigen, die geleid worden door Gods Geest. Vandaar dat de vrijgemaakte deputaten dienst en recht met nadruk stellen dat zowel het oude als het nieuwe paradigma goed is. Het is gewoon een kwestie van persoonlijke keuze. We moeten de ander aanvaarden vanuit de gezamenlijke verbondenheid met Christus.
Zo beklemtonen de deputaten in hun rapport dat in de vrijgemaakte kerken vraag 1 (Wat is uw enige troost?), vraag 21 (Wat is een waar geloof?) en vraag 60 (Hoe zijt gij rechtvaardig voor God?) van de Heidelbergse Catechismus, God zij dank, onaangevochten zijn. Maar hoe zit dat met vraag 2 (Hoeveel stukken zijn u nodig te weten?) en andere ontdekkende vragen van de catechismus? Het een kan niet zonder het ander.
Zes jaar geleden publiceerde dr. A. B. Dijkstra een vergelijkende studie over de leefstijl van vrijgemaakte middelbare scholieren. Meer dan 90 procent was er zeker van een kind van God te zijn. Maar tegelijkertijd bleek dat een groot deel van hen zich kenmerkt door een wereldse levensstijl. Tussen vrijgemaakte scholieren en andere Nederlandse jongeren bestond vaak niet veel verschil, ook niet als het ging om de deelname aan allerlei vormen van cultuur en vrijetijdsbesteding. Dijkstra’s boek droeg de titel ”Werelden apart?” Dat vraagteken stond er niet voor niets.
Niet vreemd opkijken
Het ziet er dus naar uit dat Dekker met zijn hypothese uit 1994 gelijk gaat krijgen. Wellicht zit daar bij hem als synodaal gereformeerde ook iets in van een verlate triomf. De vrijgemaakten hadden jarenlang hun mond vol van allerlei verkeerde ontwikkelingen in de kerken waarmee ze in 1944 gebroken hadden, maar op termijn volgen ze wel. Een wetenschapper is ook maar een mens. Maar voor ons geldt iets dergelijks. Wij vonden immers altijd al dat die vrijgemaakten een oppervlakkige geloofsbeleving hadden. Een tijdlang leken ze op hun manier wel heel gereformeerd, maar nu zie je hoe ze in betrekkelijk korte tijd afscheid nemen van die gereformeerde traditie.
Maar naarmate in de andere sectoren van de gereformeerde gezindte de openheid naar de wereld toeneemt en een lichtvaardig geloof meer en meer ingang vindt, moeten we niet vreemd opkijken wanneer zich daar op termijn dezelfde ontwikkelingen (althans in grote lijnen dezelfde ontwikkelingen) voordoen als we eerder in de Gereformeerde Kerken zagen en die we nu in de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) kunnen waarnemen.