Zuigkracht evangelischen neemt toe
APELDOORN - Het aantal (doop)leden van orthodox-protestantse kerken dat zich aansluit bij een evangelische, een baptisten- of een pinkstergemeente neemt bijna elk jaar toe. Omgekeerd zoeken weinig mensen uit evangelische kring aansluiting bij een van de reformatorische kerken.
Dat blijkt uit een inventarisatie door deze krant van de kerkelijke statistieken van verscheidene kerkgenootschappen uit de afgelopen tien jaar.Niet alle kerken houden het grensverkeer met evangelische groeperingen bij. De Christelijke Gereformeerde Kerken, de Gereformeerde Gemeenten (sinds 2001) en de Nederlands Gereformeerde Kerken vermelden in hun jaarboekjes echter steevast het aantal toetredingen uit en overgangen naar evangelische groeperingen.
De CGK doen dit zeer gedetailleerd. De NGK maken onderscheid tussen baptistengemeenten, vrije evangelische gemeenten en pinkstergemeenten. De GG hanteren alleen de categorie evangelische groeperingen.
In de periode 2002 tot en met 2006 sloten in totaal 1753 (doop)leden van de CGK, de GG en de NGK zich rechtstreeks aan bij een gemeente uit het evangelische spectrum. Omgekeerd stapten in deze periode 353 leden van evangelische gemeenten, baptistengemeenten en pinkstergemeenten over naar deze drie kerkgenootschappen. Van hen kwamen er 177 terecht in de NGK, 172 in de CGK en 4 in de GG.
Bij de GG en de NGK fluctueerde het aantal kerkleden dat aansluiting zoekt bij de evangelische richting in de afgelopen vijf jaar vrij sterk. De CGK daarentegen laten sinds 2002 jaarlijks een toename zien van het aantal kerkleden dat overstapt naar onder meer (vrije) baptistengemeenten, vrije evangelische gemeenten, volle-evangeliegemeenten en pinkstergemeenten. Ging het in 2002 om 167 (doop)leden, de jaren daarop ging het achtereenvolgens om 203, 218, 287 en 321 (doop)leden. Het aantal ingekomenen lag in deze periode op minimaal 24 (2003) en maximaal 45 (2005) per jaar.
Niet alleen in aantallen, ook in percentages is de toename van CGK’ers die zich bij evangelische groeperingen aansluiten zichtbaar. Van het totaalaantal leden dat zich in 2002 aan de CGK onttrok (1140) werd 14,6 procent evangelisch of baptist. In 2006 verlieten 1392 leden de CGK. Van hen sloot 23,1 procent zich aan bij de diverse gemeenten van evangelische, baptistische en pinkstersignatuur.
Stappen
Het percentage kerkverlaters in de GG dat zich bij evangelische groeperingen aansloot, ligt beduidend lager. Sinds 2001 schommelt het jaarlijks rond de 1 procent van het aantal (doop)leden dat het kerkverband verlaat.
De relatief kleine aantallen leden uit de GG die zich rechtstreeks aansluiten bij een evangelische groepering geven volgens een medewerker van het kerkelijk bureau in Woerden een enigszins vertekend beeld van de zuigkracht van de evangelische richting. „De stap ineens van de Gereformeerde Gemeenten naar een evangelische gemeente is voor velen te groot. We weten dat heel wat mensen uit onze kerken uiteindelijk in evangelische kring terechtkomen, maar daar zitten dan een of meer stappen tussen.”
Hoewel diverse kerken het grensverkeer met evangelische groeperingen niet apart in hun jaarboekjes vermelden, lijken ook zij te maken te hebben met de aantrekkingskracht van deze richting. „Uit de getallen komt het niet naar voren, maar het sterke vermoeden bestaat dat de evangelische en baptistische richtingen een sterk appel doen op leden van onze kerken”, schreef ds. J. H. Kuiper in het handboek 2007 van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. „Dat wordt in zoverre bevestigd van de andere kant doordat uit een onderzoek bleek dat de bekende Bethelgemeente te Drachten onder leiding van ds. Orlando Bottenbley haar groei vooral te danken heeft aan de overkomst van mensen die elders al lid van een kerk waren. Ruim 9 procent van de toetreders vulde in dat ze eerder vrijgemaakt waren bijvoorbeeld”, aldus ds. Kuiper.
Nieuwe trend
Ook aan de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk gaat de aantrekkingskracht van de evangelische richting niet voorbij, stelt algemeen secretaris drs. P. J. Vergunst, die echter niet over concreet cijfermateriaal beschikt. Overigens lijkt zich volgens hem een nieuwe trend af te tekenen, waarbij gemeenteleden evangelisch gaan denken, maar desondanks lid blijven van een hervormd-gereformeerde gemeente.
„Zo is het in veel gemeenten aan de orde dat kerkleden hun kinderen niet (meer) laten dopen én komt het voor dat betrokken gemeenteleden zich elders laten overdopen, maar wel lid willen blijven van de eigen gemeente van hervormd-gereformeerde signatuur, soms zelfs tot in kerkenraden toe. Het bewijst de noodzaak zeer in te zetten op de betekenis van het verbond, zowel wat God belooft als wat Hij vraagt”, aldus Vergunst.
Dat laatste benadrukt ook de christelijke gereformeerde prof. dr. J. W. Maris. „Wanneer mensen uit de reformatorische kerken zich laten overdopen, berust dat voor een belangrijk deel op een gebrekkig zicht op wat het genadeverbond inhoudt.”
Dat de evangelische beweging zo’n grote aantrekkingskracht blijkt uit te oefenen op mensen in de gereformeerde gezindte, stemt hem verdrietig. „Tegelijk zeg ik: Hoe komt dit? Ik denk dat hier opnieuw een aanleiding ligt voor de reformatorische kerken om in de evangelische spiegel te kijken. Blijkbaar is het zo dat deze kerken onvoldoende in staat zijn om de rijke erfenis van de Reformatie, van het Evangelie van de Heere Jezus Christus, van zonde en genade, werkelijk aan mensen over te dragen. Dat vind ik iets om bezorgd over te zijn.”
De hoogleraar -die officieel per 1 januari met emeritaat is gegaan- tekent wel aan dat er ook in evangelische gemeenten uitstroom plaatsheeft. „In sommige gevallen is men ook daar na verloop van tijd uitgekeken, en blijken deze gemeenten doorgangshuizen naar weinig of niets. In dat opzicht zouden de mensen die overstappen naar een evangelische gemeente eens een paar jaar gevolgd moeten worden. Bij sommige overgangen zie je echt een gebrek aan onderscheidingsvermogen.”
De trend die drs. Vergunst binnen gereformeerdebondsgemeenten waarneemt, dat gemeenteleden die meer evangelisch gaan denken, toch lid blijven van hun gemeente, herkent prof. Maris voor de CGK. „En de manier waarop dat gebeurt, maakt mij soms niet blij. Het heeft wel eens iets drammerigs, in liturgisch opzicht bijvoorbeeld. Maar, bij mensen die het ”anders” willen, proef ik ook wel een authentiek verlangen naar echtheid, leven in hun gemeente. En dan denk ik: Hoe komt dat dan? Is het Evangelie dan toch niet te veel versmald, gestold?”
Verwacht prof. Maris dat de ontwikkeling die -juist ook- de CGK-jaarboekjes te zien geven, zich zal voortzetten? „In dergelijke profetieën zit altijd iets van wishful thinking. Ik hoop van harte dat er een soort schiftingsproces zal plaatsvinden, waarbij zaken die onvoldoende zijn gebaseerd op de Schrift, door de mand zullen vallen. Zoals in de tijd van de Reformatie: de stroming van de dopersen, de wederdopers: deze heeft op veel plaatsen de doorwerking van de Reformatie afgebroken. En wat is er van overgebleven? Narigheid, menselijke problemen.”
Overigens, zegt de hoogleraar, „kom je wel degelijk ook tegen dat mensen uit een evangelische gemeente overgaan naar een kerk. Ik ken daar voorbeelden van, van mensen die zeggen: Wij verlangen naar meer voedsel in de prediking, naar een fundament.”
Geen enkele kerk
De Gereformeerde Gemeenten in Nederland registreren niet hoeveel leden er baptist of evangelisch worden. Volgens diaken L. M. P. Scholten komt een dergelijke overstap slechts incidenteel voor. „Wij verliezen wel leden -en krijgen er ook leden bij, gelukkig-, maar het grensverkeer heeft bijna altijd plaats binnen de reformatorische kerken. Daarnaast zien we helaas dat mensen die vertrekken zich bij geen enkele kerk aansluiten. Dat iemand bijvoorbeeld door Schriftstudie tot de overtuiging komt dat de kinderdoop on-Bijbels is en zich daarom aansluit bij een kerk die de kinderdoop niet leert, behoort echt tot de uitzonderingen.”