Kerk & religie

De snuisterijen van de oude moederkerk

NIJMEGEN - De traditionele kerken kalven af, maar heiligen en wonderen doen het wonderwel goed. „Het zijn de randverschijnselen van het christelijk geloof”, zegt prof. dr. Peter Nissen. „Je kunt ze de snuisterijen van de oude moederkerk noemen. Ze betreffen niet de kern van het geloof, maar geven wel inzicht in hoe mensen werkelijk religieus denken.”

K. van der Zwaag
28 November 2007 10:41Gewijzigd op 14 November 2020 05:19
NISSEN ...exotisch... Foto RUN
NISSEN ...exotisch... Foto RUN

Prof. Nissen, hoogleraar kerkgeschiedenis aan de Radboud Universiteit Nijmegen (RUN), redigeerde samen met Charles Caspers en Peter Raedts de bundel ”Heiligen en hun wonderen. Uit de marge van ons erfgoed, van de late middeleeuwen tot heden” (uitg. Damon, Budel). De bundel is een uitgebreide bewerking van lezingen die in 2005 zijn gehouden tijdens het congres ”Heiligen en hun wonderen: uit de marge van ons erfgoed”, georganiseerd door de onderzoeksgroep ”Christelijk cultureel erfgoed”.Heiligen en wonderen zijn in, zegt Nissen. Uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau blijkt dat het geloof in wonderen in Nederland in de laatste vijftien jaar verdubbeld is, juist onder buitenkerkelijken. Bij het (vierde) onderzoek ”God in Nederland” (2006) antwoordde 25,1 procent van de Nederlanders -kerkelijk en buitenkerkelijk- op de stelling ”religieuze wonderen bestaan” met: ”Ja, dat klopt voor mij”, en 26,3 procent met: ”Dat klopt gedeeltelijk voor mij”.

Dat betekent dat voor meer dan de helft van de Nederlanders wonderen enige aanspraak op realiteit mogen maken, aldus Nissen. Hij verwijst onder meer naar de grote media-aandacht voor heiligen en wonderen, zoals rond de heiligverklaring van pater Karel Houben (1821-1893) uit Munstergeleen, afgekondigd te Rome in juni 2007.

De devotionalia rond pater Karel: reliekmapjes met een splinter van zijn doodskist, noveenkaarsen, flesjes met wijwater, beeldjes, maar ook sleutelhangers en vlaggen, ze lijken „de gadgets van de volksreligiositeit te zijn, de hebbedingetjes van het religieuze levensgevoel.”

„Misschien geldt dat ook wel voor de heiligen en hun wonderen als zodanig. Zij zijn aantrekkelijk omdat zij niets verplichtends hebben. Zij zijn vrijblijvend, mooi meegenomen, leuk, ja, voor de meeste Nederlanders vooral ook exotisch. Ze vormen de snuisterijen van de oude moederkerk, de souvenirs van een verdwenen wereldbeeld. Die moederkerk en dat wereldbeeld hebben voor de meeste Nederlanders hun aantrekkelijkheid verloren. Maar de snuisterijen blijven in trek.”

Vanaf de millenniumwisseling was er bij de KRO veel aandacht voor ”heiligen en helden”. In 2003 ontdekte de KRO de wonderen als campagne-instrument. Tijdens de zomermaanden ging een televisieserie van start onder de titel ”Wonderen bestaan”. In 2007 beleeft het programma zijn vijfde seizoen.

Een groot aantal van de daar gepresenteerde verhalen zijn geen wonderen in de kerkelijke zin van het woord. Hun toedracht wordt zelfs niet nadrukkelijk aan een goddelijk ingrijpen toegeschreven. Het gaat in ruime zin om „onverklaarbare ervaringen”, aldus Anne-Marie Korte in de bundel.

Kenmerkend voor het eigentijds-religieuze wonderverhaal is volgens haar dat men niet uitgaat van een goddelijke instantie buiten of boven deze werkelijkheid, „maar dat men binnen deze werkelijkheid iets ervaart dat boven of buiten de gewone betekenis ervan uitgaat.”

Engelenwacht
Prof. Fred van Lieburg doet in deze bundel verslag van zijn onderzoek naar wonderverhalen over beschermengelen in orthodox-protestantse kring. Zijn interpretatie van het verhaal van de engelenwacht van Smytegelt was dat het geen unieke overlevering was rondom één figuur uit de Nederlandse kerkgeschiedenis, maar een wijdverbreide legende die in het internationale protestantisme van de negentiende en twintigste eeuw steeds op bepaalde gezaghebbende, charismatische personen werd toegepast.

Van Lieburg kreeg nogal wat over zich heen, omdat hij mensen hun traditionele overtuigingen en zekerheden ontnomen zou hebben. Hij constateert een merkwaardige kloof tussen de officiële leer en de praktijk van de vroomheid. „In de calvinistische traditie geldt namelijk de opvatting dat, na de afsluiting van de canon van de Bijbel, er geen bijzondere openbaringen meer voorkomen. In evangelische en charismatische kringen denkt men juist meer vanuit de continuïteit van Geestesgaven, zoals genezing, profetie, tongentaal en bescherming door engelen.”

Opvallend vindt Van Lieburg de grote populariteit van Bijbelse romans, die juist de laatste tien jaar in orthodox-protestantse kring waarneembaar is. „Bijbelse personages worden hierin in een (deels fictieve, deels op onderzoek berustende) historische context en veelal ook in een psychologisch perspectief geplaatst. De literair-imaginaire impact op het lezerspubliek reikt daarbij wellicht nog verder dan de zo verfoeide historisch-kritische exegese van de Bijbel die ook ten grondslag ligt aan de bestsellers van Nico ter Linden met zijn ”kinderbijbel voor volwassenen”. Het verhaal blijkt overal sterker dan de leer.”

Religieuze snaar
Het fenomeen van heiligen en wonderen raakt kennelijk een religieuze snaar, zegt Nissen. „Mensen ervaren iets dat hen overstijgt, iets dat verbazing en verwondering oproept, iets dat hen boven het maakbare en controleerbare uittilt.”

Nissen vindt dat religieuze ’snuisterijen’ meer inzicht in het gedrag en de overtuigingen van religieuze mensen geven dan de bronnen van de voorgeschreven orde, die kerken of andere religieuze instituties hebben nagelaten.

Nissen: „Deze bronnen geven aan hoe religie zou móéten zijn, de norm dus. De snuisterijen laten zien hoe de situatie daadwerkelijk ís. Zo zijn de visitatieverslagen bijvoorbeeld een interessante bron. Er wordt vaak gesuggereerd dat het kerkbezoek vroeger altijd hoog was, maar de visitatieverslagen laten juist zien dat er een en al klacht was over het kerkbezoek. Dat geldt ook de besteding van de zondag.”

Uit het boek blijkt dat de waarheidsvraag niet gesteld wordt. Past bij de religieuze wildgroei van deze tijd niet een kritische toon?

Nissen: „De auteurs zijn historici. Ze beschrijven de situatie zoals die is en geven geen inhoudelijk, dogmatisch oordeel. Dat is aan theologen voorbehouden. Wel willen we erop wijzen dat de mens ongeneeslijk religieus is. Mensen verlangen naar zingeving, diepgang en duiding. Zij zoeken naar iets wat hen overstijgt. Moderne mensen typeren zichzelf niet als gelovig of godsdienstig, maar vermommen hun religieuze zoektocht als een culturele belangstelling. Nauwgezette beschrijving van deze zoektocht geeft veel inzicht in de wisselende patronen van de religiositeit in deze tijd.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer