Even een graantje Buxtehude meepikken
Dr. Albert Clement weet het bijna zeker: Buxtehude nam voor zijn indrukwekkende koraalbewerking ”Nun freut euch, lieben Christen g’mein” (BuxWV 210) de zevende strofe van het lutherse kerklied als uitgangspunt, en niet de eerste, zoals altijd aangenomen wordt.
Dr. Clement sprak afgelopen week tijdens het driedaagse internationale Buxtehudesymposium in het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Het symposium had tegelijk plaats met het Buxtehudefestival -masterclassess en concerten-, dat zaterdag in de Hooglandse Kerk in Leiden werd afgesloten met een feestelijk concert door het Amsterdam Baroque Orchestra and Choir onder leiding van Ton Koopman.De Middelburgse musicoloog en theoloog Clement weet verrassend nieuw licht te werpen op een van de grootste orgelwerken van Buxtehude. Zijn lezing is op het flitsende af. Niet alleen vanwege het hoge tempo waarmee hij door de stof beweegt, ook het ene na het andere muziekvoorbeeld, inclusief de theologische achtergronden, passeert in hoog tempo de revue.
Clement: „Lutherse koralen speelden een nauwelijks te onderschatten rol in Buxtehudes tijd. Iedereen kende ze, predikanten citeerden ze en kinderen kregen ze al vroeg aangeleerd. Als Buxtehude op basis van koralen componeerde, was het zijn dure plicht goed op de teksten te letten. Als we zijn muziek onderzoeken en uitvoeren, is het niet voldoende alleen naar de noten te kijken, maar moeten we ook de achtergronden van de compositie in ogenschouw nemen.”
Rumoer
Tijdens het symposium spreken internationale deskundigen over het onderzoek naar en de uitvoeringspraktijk van Buxtehudes muziek. Terwijl op maandag de vocale muziek van de componist centraal staat, wordt dinsdag de focus gericht op het oeuvre voor klavier. Woensdag is de historische context aan de beurt.
Met ongeveer zeventig belangstellenden is het symposium op de tweede dag niet erg druk bezocht. Om de haverklap zwaait de deur van de Kees van Baarenzaal open. Studenten van het Haagse conservatorium wippen even binnen en pikken een graantje Buxtehude mee. Het rumoer van het studentenleven op de gang dringt steeds even de op Buxtehude geconcentreerde zaal binnen.
Naast de lessenaar staat een klavecimbel opgesteld. Het instrument doet niet alleen dienst tijdens het lunchconcert door studenten van het conservatorium, ook klavecinist en musicoloog Pieter Dirksen maakt er gretig gebruik van. Om en om klinken muzikale thema’s van Buxtehude en Bach. Ze blijken verrassend veel overeenkomsten te vertonen. Volgens Dirksen zit Bachs muziek vol met Buxtehudetrends. De voorzitter van deze dag, organist, dirigent en musicoloog Ton Koopman, beaamt dat: „Bach absorbeerde als jongeman de stijl van Buxtehude.”
Tabulatuur
Harald Vogel, hoogleraar in Bremen en autoriteit op het gebied van de interpretatie van Duitse orgelmuziek van voor 1750, gaat in op het transcriberen van oude manuscripten. Buxtehude schreef zijn orgelwerken niet in het notenschrift dat wij vandaag de dag kennen, maar in de zogenoemde tabulatuur, een muzieknotatie op basis van getallen en cijfers. Volgens Vogel leidt inconsequent omzetten van deze notaties helaas maar al te vaak tot stilistische missers. „De stemvoering is bij de oorspronkelijke tabulatuurnotatie vaak heel duidelijk, terwijl in hedendaagse edities de stemmen onnodig op elkaar geperst zijn.”
Het programma loopt uit. Een groot gedeelte van het publiek is al weg en ook verschillende sprekers zijn al vertrokken. Ton Koopman, Stephen Rose, Michael Belotti en Christoph Wolff weten echter van geen ophouden en praten verder in een afsluitende paneldiscussie. De grote vraag blijft: Hoe gaan we zo verantwoord mogelijk om met de manuscripten van Buxtehudes composities? Het blijft een zoektocht. „Wat is waarheid?” verzucht Ton Koopman.