Hoop
Men gedraagt zich als een rechte ellendige als men onder dat alles reddeloos en radeloos wordt. Men wordt bekommerd over zijn zonden. Men begint het aan alles op te geven en roept het uit: O, wee mijner, dat ik zo gezondigd heb. Men raakt met Petrus aan het zinken en men zou waarlijk hierin omkomen zo er geen verborgen ondersteuning bij was en zo God Zijn hand ter bewaring niet aan de ziel hield.
Men gedraagt zich als een ellendige als men komt tot de belijdenis van zijn zonden en ellende voor God. Dan is het met David: „Mijn zonde maak ik U bekend.” Zo een komt tot God met een verbroken hart en een verslagen geest. Men erkent het niet waardig te zijn om zijn ogen tot de Heere op te heffen vanwege al zijn zonden. Men wil zich ook niet verschonen of de schuld op anderen leggen, maar bekent: Ik heb gezondigd, het zijn mijn overtredingen. Zo Gij, o God, naar Uw strenge rechtvaardigheid met mij wilt handelen, zo ben ik waardig om van voor Uw aangezicht verstoten te worden.Zo komt men dan met het doodsvonnis in handen en de strop om de hals tot de rechter van hemel en aarde. De enige hoop die overblijft is vrije genade.”
Cornelis van Vollenhoven (”De Waarheid in het binnenste”, 1759)