De doornen van de Georgische rozen
Vier jaar na de vreedzame Rozenrevolutie van eind 2003 verkeert Georgië opnieuw in een crisis. Eind vorige week gingen meer dan 50.000 aanhangers van de oppositie in de hoofdstad Tbilisi de straat op om te demonstreren tegen president Saakasjvili. Zij verwijten hem wanbestuur, onderdrukking van de oppositie, machtsmisbruik en een vergroting van de kloof tussen arm en rijk.
De onrust in Georgië begon ruim een maand geleden, toen de voormalige minister van Defensie, Irakli Okruasjvili, president Saakasjvili beschuldigde van betrokkenheid bij de moord op ex-premier Zoerab Zjvania. Die overleed in februari 2005 onder verdachte omstandigheden, hoewel volgens de officiële lezing aan de gevolgen van koolmonoxidevergiftiging. Daarop werd Okruasjvili gearresteerd op verdenking van corruptie. De ex-bewindsman, die inmiddels weer op vrije voeten is, groeide in de gevangenis uit tot identificatiefiguur van ontevreden Georgiërs.Dezelfde Georgiërs die in november 2003 de huidige president in het zadel hielpen. Nadat was gebleken dat toenmalig president Eduard Sjevardnadze massaal had gefraudeerd bij de parlementsverkiezingen, gingen ze massaal de straat op om hun ongenoegen kenbaar te maken. Symbool van het verzet werd oppositielid Michail Saakasjvili. Sjevardnadze moest zijn biezen pakken en werd opgevolgd door Saakasjvili. Die beloofde zijn volk een rijk, op het Westen georiënteerd Georgië.
Vier jaar later is Saakasjvili er slechts gedeeltelijk in geslaagd die belofte waar te maken. De beruchte stroomstoringen zijn minder geworden, de economie is gegroeid en met de strijd tegen de corruptie is een begin gemaakt. Niettemin komt Georgië volgens het oordeel van Transparency International nog altijd niet verder dan een score van 3,4 op een schaal van tien, waarmee het land op de ranglijst van 180 landen de 79e plaats bezet.
Bovendien leeft nog steeds rond de 50 procent van de bevolking onder de armoedegrens. Gepensioneerden moeten zien rond te komen van 40 lari, iets meer dan 17 euro, per maand. En dat terwijl er miljoenen Amerikaanse dollars verdwijnen in het Georgische leger, dat met 2000 man sterk is vertegenwoordigd in de internationale troepenmacht in Irak. Niet minder dan 25 procent van het lopende overheidsbudget, oftewel 6,5 procent van het bruto binnenlands product, gaat op aan de hervorming van de strijdkrachten.
Natuurlijk is het niet realistisch om te verwachten dat het nieuwe regime in Tbilisi alle problemen binnen vier jaar oplost. Zeker niet gezien de erfenis die Sjevardnadze achterliet: een door en door corrupt land, dat bovendien te maken heeft met twee separatistische republieken, Zuid-Ossetië en Abchazië. Ook heeft Georgië flink te lijden onder de boycot die buurland Rusland tegen de kleine Kaukasusrepubliek heeft afgekondigd.
Daar hebben de gewone Georgiërs echter geen boodschap aan. Die gingen in 2003 in eerste instantie niet de straat op voor meer democratie, maar voor een hogere levensstandaard.
Eén ding is wel duidelijk. Georgië is nog lang geen stabiele democratie. De rozen van vier jaar geleden hebben doornen. Ondanks de vurige wens van president Saakasjvili heeft Georgië dan ook nog niets te zoeken binnen de NAVO.