Zelfbedrog
Wij moeten niet denken dat als Jakobus ons in deze tekst opwekt, hij alleen een uiterlijke vertoning wil zonder dat het wezen erbij is. Nee, dat behaagt God niet. Daar heeft Hij een afkeer van, van een Achabvernedering.
Wat verlangt de Heere dan? Waar heeft Hij behagen in en wat is een middel tot herstel? Dat wat meer voor God dan voor de mensen plaatsheeft. Uit de vermaning van onze tekst blijkt dat alle mensen wel ellendig zijn, maar de meesten dat niet weten. Zij hebben geen bewustheid, noch gevoel daarvan en gedragen zich als zodanig niet. Want de mens weet niet dat hij is ellendig, arm, blind en naakt. Hierdoor komt het dat hij zo zorgeloos is.Hoe komt het dat hij dat niet weet? Het is omdat de ellende hem zo natuurlijk en gewoon is en dat hij het voor geen ellende aanziet. Ja, hij meent dat het zo behoort te zijn. De zonde heeft hem zo betoverd dat hij door die betoverende kracht als buiten zijn zinnen is. Hij verblijdt zich in de zonden en heeft lust in wat hem de dood aanbrengt.
O, allerbedroevendste staat! Zo hem verteld wordt dat zijn staat is zoals wij hem beschreven hebben, verstaat hij dat niet. Hij heeft anders wel enige vondsten bij de hand om zich te vleien. Dus blijft hij onbekommerd voortleven.
Cornelis van Vollenhoven (”De Waarheid in het binnenste”, 1759)