Verleiding
Ik vermaan u dat wij zorgvuldig de wacht over onszelf houden en de verdorvenheid die nog in ons is overgebleven steeds wantrouwen. Opdat we tot het kwaad van de zonden niet worden weggevoerd.
We moeten zeer nauwgezet zijn over ons geweten en steeds zeggen: „Ben ik het, Heere?” Want wij lezen in Gods Woord dat de beste van God kinderen, zoals David, Petrus en Paulus, ja, zulke groten in de genade soms zijn gevangengenomen van de zonde.Wanneer wij enig kwaad in ons hart voelen opkomen, moeten wij arbeiden om dat te verhinderen en het begin al tegen te staan. Niemand moet zichzelf bedriegen met te denken dat hij sterk is. Voor de zonden vluchten, dat is zijn plicht. Niemand moet denken dat hij zo sterk is in de genade dat verzoekingen hem niet gevangen zouden kunnen nemen. Met zo’n gedachtenspinsel bedriegt hij zichzelf. Zijn hart is te dwaas.
De apostel Petrus meende ook zo sterk te zijn om in de boze dag te blijven staan. „Al werden allen aan U geërgerd, zo zal ik nochtans niet aan U geërgerd worden.” Maar wat is hierop gevolgd? Arbeid dan om sterk te zijn in de macht van de Heere. Zoek Hem, achtervolg Hem in het bijzonder wanneer de verleiding tot de zonde u voor komt.
Theodorus Wyckenburgius, predikant te Haarlem (”Rebecca van tweelingen zwanger”, 1658)