Om weerbaarheid en recht
APELDOORN - Weerbaarheid en recht. Met die twee woorden wil dr. J. van Eck Paulus’ brieven aan, respectievelijk, de Kolossenzen en Filemon typeren. De legerpredikant wijdde een commentaar aan beide Bijbelboeken. Een van zijn bevindingen: de apostel zette zich in voor afschaffing van het instituut slavernij.
Opnieuw verscheen een deel in de reeks ”Commentaar op het Nieuwe Testament”, onder redactie van de vrijgemaakte emeritus hoogleraar prof. dr. J. van Bruggen. Het betreft het negentiende deel in de serie, die twintig jaar geleden van start ging - en waarvan het einde nu in zicht komt. „De verwachting is dat de resterende vier commentaardelen (1 en 2 Korintiërs; Pastorale Brieven en Hebreeën) in de komende vier of vijf jaar zullen verschijnen”, schrijft prof. Van Bruggen in zijn redactioneel voorwoord.Na eerder een commentaar te hebben gewijd aan het boek Handelingen, tekende dr. Van Eck nu voor Paulus’ brieven aan de Kolossenzen en Filemon.
Het blijft toch intrigeren: een legerpredikant die Bijbelcommentaren schrijft.
„Och, ik ben ervoor gevraagd. Ik heb mezelf niet aangediend. Maar toen mijn commentaar op Handelingen af was, vroeg Van Bruggen me of ik ook eens na wilde denken over Kolossenzen. „En doe Filemon er dan ook bij”, zei hij. Ik heb dat een poosje in beraad gehad, en nu is er toch weer een vrij dik boek uitgekomen.”
Overigens, zegt de auteur in een van de gebouwen op het terrein van de Koning Willem III-kazerne in Apeldoorn, „ik doe dit naast mijn werk als legerpredikant; niet in de tijd van de baas dus. Eigenlijk is het gewoon een beetje mijn oude ambacht; ik studeerde klassieke taal- en letterkunde, ben daar ook in gepromoveerd. Wat ik in zo’n commentaar doe, is elke tekst, elk woordje, heel goed bekijken: Hoe bedoelt Paulus dit nu? Hoe zou zo’n woord geklonken hebben bij de eerste lezers, beter gezegd hoorders? Van Bruggen zegt altijd: „Exegese is het afstoffen van teksten” - ik ervaar het wel eens als afbikken. Hoe gelovig ik ook ben, er zou zomaar iets kunnen staan wat ik niet begrijp, waar ik altijd overheen heb gelezen, of wat ik eigenlijk niet wíl dat er staat. Vergeet niet dat toen Paulus zijn brieven schreef, er nog geen catechismus of Dordtse Leerregels waren.”
Kruis
„Neem nu”, zegt de hervormde predikant, „Kolossenzen 1:20, de woorden ”vrede gemaakt hebbende door het bloed van Zijn kruis.” Ik ben daar lang mee bezig geweest, juist omdat ze bijna gesneden koek zijn geworden. Het kruis is voor velen een verstilde icoon geworden, iets waarover we dogmatisch kunnen discussiëren. Maar de woorden ”bloed” en ”kruis” moeten de eerste hoorders van Paulus’ brief geschokt hebben! Zij dachten bij het woord kruis niet in de eerste plaats aan het lijden van Jezus, maar aan misdadigers, aan het afgeschrevene, straf, schande, iets ook waar je zo ver mogelijk bij vandaan moest blijven. Je wilde je kinderen niet voor galg en rad laten opgroeien. En nu schrijft de apostel dat op die plek, aan het kruis, God Zich, als een weerloze, heeft overgegeven, voor mensen. Iets van de schok die dat in de antieke wereld teweeg moet hebben gebracht, heb ik in mijn commentaar willen laten doorklinken.”
Doel van Paulus’ brief aan de Kolossenzen is van de Kolossenzen „weerbare christenen”, „volgroeide christenen” maken, schrijft u. Lopen zulke christenen niet het gevaar onafhankelijk te worden ”van Boven”?
„Waar het de apostel om te doen is, is zijn hoorders wapens in handen te geven om staande te kunnen blijven op de drukke markt van geloven en levensovertuigingen. Zij hebben niet altijd een apostel bij zich. Christenen moeten daarom dicht bij Christus blijven, nee, ín Christus blijven - een van de kernbegrippen in de hele brief. Dat kleine groepje mensen moet weten waar het staat. In die zin is deze brief ook actueel. Er is zó veel verwarring, er wordt zó veel verkondigd, binnen en buiten de kerk. En dan is een woord als weerbaarheid hier zeker op zijn plaats.”
Slavernij
Aannemelijk is volgens dr. Van Eck dat -de gevangen- Paulus mét zijn brief aan de Kolossenzen ook die aan Filemon verzond. Laatstgenoemd briefje kenmerkt zich, schrijft hij, door het hoge retorische gehalte ervan. „Het wemelt in de brief van stijlfiguren en overredingstactieken die we uit de antieke welsprekendheid kennen. Paulus schuwt geen middel om Filemon aan zijn kant te krijgen.”
In de brief aan Filemon krijgt de uitdrukking ”in Christus” heel concreet gestalte, aldus de legerpredikant. „Paulus verzoekt -eigenlijk: bevéélt- Filemon zijn weggelopen slaaf Onesimus weer te ontvangen, als een geliefde broeder, in het vlees en in de Heere. Christen-zijn heeft ook maatschappelijke gevolgen!”
Sterker nog, zegt hij, „nauwkeurige bestudering van deze brief, in relatie ook met Kolossenzen 3 en 4, brengt mij tot de conclusie dat Paulus slavernij afwijst, en zich inzet voor de afschaffing ervan. Volgens uitleggers als Wilson en Fitzmyer kán dit, gezien de toenmalige omstandigheden, niet. Maar mijn stelling is dat Paulus in ieder geval binnen de gemeente met de afschaffing wilde beginnen.”
In uw commentaar op Kolossenzen hebt u ook een uitvoerig exposé opgenomen over ”Jezus en de psalmen.” „In de psalmen ontmoeten Jezus en de gelovigen elkaar”, schrijft u.
„Het is onvoorstelbaar hoe vaak in het Nieuwe Testament de psalmen worden aangehaald, ook door Jezus Zelf. De schrijver van de Hebreeënbrief kan psalmwoorden zelfs rechtstreeks als woorden van Jezus aanhalen. En dan zijn er exegeten die zeggen: Dit zijn losse zinnetjes, die verder niet zo veel te betekenen hebben. Maar in mijn ogen gaat het hier om de betrouwbaarheid van de Schrift, de eenheid van Oude en Nieuwe Testament ook. Jezus heeft zich de psalmen eigen gemaakt, het zijn Zijn woorden geworden. Zo preek ik er ook over.”
Het feit dat Démas (Kol. 3:14) „de tegenwoordige wereld liefgekregen” heeft (2 Tim. 4:10), hoeft volgens u niet in te houden dat hij „van het geloof is afgevallen.”
„Nee. Dat zou wel kunnen; in de woorden die Paulus in de Timotheüsbrief gebruikt, zit wel enige bitterheid; maar het hoeft niet per se. Het kan ook betekenen dat Demas zijn werk voor het Evangelie heeft ingeruild voor een gewoon beroep. Ook hier zeg ik dus: Je kúnt het lezen zoals het vaak is gedaan, maar het hóéft niet. Je bent er niet bij geweest. En ik vind het een taak van de exegeet om daarvoor aandacht te vragen.”