Volwaardig
Niemands prediking behaagt God, tenzij hij met ware ijver predikt. „Ik dien God in mijn geest in het Evangelie Zijns Zoons”, zegt Paulus in Romeinen (is0(
1:9.(is2m(Niemands gehoor behaagt God, of zal hem enig goed toebrengen, zo het niet met een waar gemoed hoort. God moet het hart openen, zoals Hij deed bij Lydia de purperverkoopster, en ons bekwaam maken om met een waar gemoed te horen. Al hadden wij nog zulke goede predikanten als Paulus was, zo zal het horen van de geestelijke wet ons niets doen.
Niemands gebed behaagt God, noch zal iets goed uitrichten, ofschoon hij vele en goede woorden gebruikt, zo hij niet bidt met het hart en een krachtig gevoel. „Een krachtig gebed des rechtvaardigen vermag veel”, zegt Jakobus (Jak. 5:16). Het gebed van de rechtvaardige zal niet krachtig wezen, noch veel bij God vermogen, tenzij het vurig en geestelijk bevonden wordt. De werken van de barmhartigheid die wij doen, al waren ze nog zo groot en veel dat wij de armen gaven al wat wij hadden, zij zullen nochtans de Vader van de barmhartigheid niet behagen als zij niet gedaan worden met een volwaardig en bewogen hart.
Is het nu dat de Wet van God in zijn natuur hemels en geestelijk is, dan vereist dat van ons ook een hemelse en geestelijke gehoorzaamheid, zowel in ziel als in lichaam.
Theodorus Wyckenburgius, predikant te Haarlem (”Rebecca van tweelingen zwanger”, 1658)