Opinie

Kerk moet deelnemen aan publieke debat

De kerk moet zich mengen in het publieke debat. Dat kan bij tijd en wijle een kakofonie opleveren. Maar dat is beter dan geen debat of het overlaten van de keuzen aan het spel van anonieme maatschappelijke krachten. Dat zei minister Donner gisteren in Leiden bij de opening van het academisch jaar van de Protestantse Theologische Universiteit (PThU). Een samenvatting van zijn rede.

5 September 2007 09:29Gewijzigd op 14 November 2020 05:04
„Tegelijk moeten we wel vaststellen dat de wijze waarop antwoorden thans vanuit een christelijke invalshoek worden aangeboden, kennelijk niet aanspreekt, gezien de voortgaande ontkerkelijking. Te vaak straalt het nog de houding uit van: wij hebben de oplo
„Tegelijk moeten we wel vaststellen dat de wijze waarop antwoorden thans vanuit een christelijke invalshoek worden aangeboden, kennelijk niet aanspreekt, gezien de voortgaande ontkerkelijking. Te vaak straalt het nog de houding uit van: wij hebben de oplo

Een protestantse theologische universiteit; het lijkt een bundel tegenspraken. Een universiteit slechts gericht op één wetenschap: de godgeleerdheid. Wetenschap die geloof tot voorwerp heeft; het lijkt te spotten met de verlichting. Wetenschappelijk onderwijs vanuit één invalshoek: de protestantse.Het zijn echter geen tegenspraken, hooguit paradoxen, maar het is wel een voorbeeld van stug tegen gangbare meningen ingaan. Maar is het christelijk geloof dat niet in alle tijden? In alle tijden wordt zo het wonder van de wonderbare spijziging bevestigd; het gaat niet om de kwantiteit, maar om de inzet en de zegen die erop rust. Wat voor mensen onmogelijk lijkt, blijkt mogelijk met onze inzet, de inspiratie van de Geest en de zegen die erop rust. Dan is een theologische universiteit in deze tijd geen tegenspraak, maar uiting van het vertrouwen van Luther: „Ook als ik wist dat de wereld morgen verging, zou ik vandaag nog een appelboom planten.”

Nooit weggeweest
Of de wereld vergaat, daar zijn de geleerden het nog niet over eens; maar dat religie terug is van weggeweest, lijkt onbetwistbaar. En hoe? Donderdag debatteert de Tweede Kamer met maar liefst vijf ministers. Volgens de agenda gaat het over het standpunt van de regering met betrekking tot het WRR-rapport ”Dynamiek in islamitisch activisme”. Wie zou slechts tien jaar geleden een Kamerdebat over religie voor mogelijk gehouden hebben; of dat de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid een studie over ”Geloven in het publieke domein” zou uitbrengen?

Religie is nooit weggeweest; ook niet uit de politiek. Dat kan ook moeilijk, want religie haal je niet uit mensen en mensen haal je niet uit de politiek.

Daarmee is niet gezegd dat de betekenis van religie in politiek en samenleving in de achterliggende eeuw niet wezenlijk is veranderd. In de laatste decennia wordt het beeld sterk bepaald door secularisatie in de zin van kerkverlating.

Misschien is de vraag wel legitiem of de huidige aandacht voor religie en samenleving niet een symptoom is van de afnemende kracht van religie in plaats van het heropleven daarvan.

Secularisatie is echter een vooral West-Europees verschijnsel; elders in de wereld staat daar een voortgaande groei van kerken tegenover. Zoals de recente bundel van de WRR laat zien, hebben we veeleer te maken met een verandering van religieus besef en van religieuze beleving. Die verandering trekt de aandacht. Maar het gaat daarbij niet om één, maar om een breed spectrum aan transformaties, variërend van de heropleving van fundamentalistische bewegingen, via de ontkerkelijking tot de opkomst van oosterse godsdiensten, esoterische bewegingen en groeiende aandacht voor de betekenis van spiritualiteit.

Wat precies de oorzaak hiervan is, laat zich vermoedelijk -zoal ooit- pas na jaren vaststellen. Maar een drijfveer is dat mensen zich deel willen weten van een groter geheel; een besef van zin behoeven dat het eigen bestaan overstijgt, en weet hebben van waarden en waarheid die men voelt ook als ze niet redelijk aantoonbaar zijn. Het postmoderne denken en daarmee samenhangende mens- en wereldbeeld lijken minder daaraan te beantwoorden. Individualisme, materialisme en verlichting zijn wezenlijk voor onze cultuur, maar een individualistisch wereldbeeld eindigt in eenzaamheid bij het graf.

Verwarring
Samenleven vergt een gemeenschappelijk beeld van waar we met elkaar heen willen, en wat men van elkaar verwacht. Dat bepaalt de dynamiek van een samenleving. In de afgelopen twee eeuwen hebben vrijheid, gelijkheid en broederschap en het bijbehorende mensbeeld zo politieke inspiratie en culturele dynamiek gegeven. Evenzo hebben in de laatste halve eeuw de vertaling daarvan in de opbouw van de verzorgingsstaat, weerstand tegen totalitaire regimes en Europese integratie de dynamiek en ontwikkeling bepaald.

Maar vrijheid, gelijkheid en broederschap verliezen hun aantrekkelijkheid en oriëntatievermogen als vrijheid geen begrenzingen meer kent; als gelijkheid steeds meer spanning oplevert in een cultuur van verscheidenheid, en als solidariteit botst met individualisme, eigen verantwoordelijkheid en concurrentievermogen in globale markten. Het schept verwarring, onzekerheid en angst.

Door maatschappelijke en geestelijke veranderingen worden mensen steeds meer op zichzelf teruggeworpen. In reactie hebben we het bestaan op een aantal kunstmatige zekerheden gebouwd; inkomen, eigendom, veiligheidsvoorzieningen, wetten, verzekeringen, grondrechten en een overheid om risico’s te elimineren of te beheersen. Zo gaat ons denken met ons doen aan de haal. En op den duur wordt alles en iedereen ondergeschikt gemaakt aan het streven naar veiligheid en zekerheid.

Het bieden van innerlijke zekerheid, verklaring en zingeving en een houvast buiten de veranderende werkelijkheid, is traditioneel het terrein van de religie. Daarin zal ook in deze tijd de rol en betekenis van religie gezocht moeten worden. In het bieden van aansprekende en relevante antwoorden op de vragen en onzekerheden van deze tijd. Om op die wijze bij te dragen aan vele kleine duwtjes.

Dat betekent dat we deel zullen moeten nemen aan het publieke debat, vanuit een levensbeschouwelijke achtergrond. Dat moge bij tijd en wijle een kakofonie lijken. Maar het is beter dan geen debat of het overlaten van de keuzen aan het spel van anonieme maatschappelijke krachten. En dan heb ik het niet over het spreken van de kerk tot de politiek, maar om het spreken van ieder van ons in de dagelijkse praktijk. Want handelen en maatschappelijke keuzen berusten altijd mede op geloof; op een visie hoe de samenleving in elkaar zit en wat mensen beweegt en verbindt; op wat waarheid is en wat goed en kwaad. Maar dan zullen de kerkleden wel toegerust moeten worden voor dat debat.

Een christelijke levensbeschouwing heeft daarbij veel te bieden in het publieke debat. Een mensbeeld zoals dat van Genesis: „van Adam die als mens naar Gods beeld geschapen werd, maar van wie God zag dat het niet goed was dat hij alleen was” biedt een uitweg uit tegenstellingen, zoals vrijheid en dwang, individu en gemeenschap, publiek en privaat, waarin het denken nu vaak vastloopt. Het verenigt individu en gemeenschap; de mens is als persoon geschapen, maar met een sociale bestemming en hij heeft de ander te aanvaarden omdat deze naar hetzelfde beeld geschapen is. In dat uitgangspunt ligt een wezenlijk ander zicht op de maatschappelijke werkelijkheid besloten. Individu en gemeenschap, vrijheid en gezag, het zijn geen tegenstellingen maar onderscheiden aspecten van eenzelfde relatie. Individu en samenleving; geen van beide heeft betekenis zonder de ander. Dat biedt een wezenlijk ander uitgangspunt voor vragen van gerechtigheid. Maar dan gerechtigheid in de oorspronkelijke zin van: beantwoorden aan zijn bestemming. Het impliceert een overheid die niet in de eerste plaats is gericht op het rechten geven, maar op het mensen tot hun recht laten komen. Die samenleving is gerecht, waarin mensen kunnen beantwoorden aan hun bestemming als mens en als lid van de samenleving.

Oude gebruiken
Tegelijk moeten we wel vaststellen dat de wijze waarop antwoorden thans vanuit een christelijke invalshoek worden aangeboden, kennelijk niet aanspreekt, gezien de voortgaande ontkerkelijking. Te vaak straalt het nog de houding uit van: wij hebben de oplossing, die hebben we al jaren, neem dat nu maar van ons aan. Maar oplossingen zijn niet gelegen in een terugkeer naar het oude geloof en gewoonten. Vraag is: hoe verder?, niet: hoe terug? Het verloren paradijs ligt achter ons, maar de belofte voor ons. Dat geeft richting aan het bestaan.

Oude vormen en gebruiken, als ze verdwijnen zal ik ze ook missen. Ze hebben ongetwijfeld een functie als steun en herkenningspunt; om elkaar ”te bevestigen en schragen”. Maar het zijn de toefjes die de pudding versieren en aantrekkelijk maken. Dat betekent dat we vandaag de dag op een aan de tijd aangepaste wijze vorm en inhoud weten te geven aan de christelijke ’wortels’ van recht, gemeenschap, menselijke waarde, en aan de erkenning, zekerheid en waardering die ieder mens behoeft om als mens te kunnen functioneren. Daarbij heeft de protestantse traditie met nadruk op persoonlijke verantwoordelijkheid, innerlijke overtuiging, betrokkenheid bij en verantwoordelijkheid voor mensen en gemeenschap, bijzondere relevantie voor de vragen van deze tijd. Want het vinden van een antwoord op ontwikkelingen zoals die zich aftekenen, is niet een taak en verantwoordelijkheid van overheden, maar van ieder van ons. Ieder zal naar eigen inzicht, gaven en mogelijkheden, daaraan inhoud en vorm moeten geven.

Dat levert vermoedelijk niet gelijk eenstemmigheid op. Protestanten zijn protestanten. Maar ondanks verschil van inzicht over de agenda en de inhoud hebben we elkaar nodig als steun, als inspiratie en om ons bij de les te houden. Daarbij gaat het niet aan om elkaar steeds inhoudelijk de maat te nemen en het stempel christelijk of niet-christelijk vrijelijk te hanteren. Boven de verdeeldheid die dit mogelijk kan opleveren, staat de eenheid van inspiratie, grondslag en voorbeeld; noem het maar ouderwets: de eenheid van het lichaam van Christus, dat we samen vormen.

Die eenheid dienen is ook de taak van uw universiteit in het komend academisch jaar. Het is de basis voor uw inzet en voor ons aller inzet, in de wetenschap: „De vreze des Heeren is het begin van alle wijsheid”, het besef: „Onze hulp is in de naam des Heeren”, en met als criterium de versregel: „dat wij niet beschamen Jezus Christus onze Heer, Amen God, Uw naam zij d’eer.”

De auteur is minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer