De paradox van de modernisering
„We leven in een moderne cultuur; maar de mensen zijn gewone mensen gebleven: ouderwets dus. De meest ouderwetse mechanismen zie je tegenwoordig trouwens ook weer in de meest moderne decors.” Prof. dr. P. A. van Gennip sprak woensdagavond de eerste lezing uit over het jaarthema ”modernisering en belevingscultuur” van het Utrechtse CSFR-dispuut Sola Scriptura.
Prof. Van Gennip, bijzonder hoogleraar wijsbegeerte vanwege de rooms-katholieke Radboudstichting aan de Technische Universiteit Delft, beschouwde het thema moderniteit als voluit actueel. „Lange tijd heeft de politiek gebagatelliseerd dat multiculturaliteit niet onder dezelfde noemer kan worden geplaatst als de harmonisatie van subculturen, waaronder die van homo’s.”
De integratie van Marokkanen, Turken en anderen, zei Van Gennip, „is geen variant binnen een voorgegeven overeenstemming of consensus. Het betreft een ándere consensus. Dat betekent dat er een conflict kan ontstaan. In het christendom is bijvoorbeeld het offer niet meer aan de orde. De islamitische cultuur kent wel de noties van het offer en het martelaarschap. Op deze elfde september kunnen we daarover meepraten. Waardenoriëntaties komen in onze cultuur met elkaar in conflict. Als je in een goede buurt woont, kun je wel eens wat gemakkelijk denken over een multiculturele samenleving. Het wordt anders als je bovenbuurman een schaap slacht en het vel over de balkonrand hangt.”
De hoogleraar zag het profiel van de moderniteit al heel wat eeuwen in ontwikkeling. Als gevolg van de beide wereldoorlogen zette zich dat recent snel door. „Maar het is lastig precies te omschrijven wat moderniteit is. Je kunt vanuit verschillende invalshoeken een signalement geven: vanuit de persoon, de maatschappij, de economie of bijvoorbeeld de kunst.”
De „krachtlijnen”, de belangrijke bestanddelen van de moderne cultuur, zijn voor velen wetenschap, techniek en economie. Van Gennip zelf noemde als belangrijkste de poging zich te ontworstelen aan de afhankelijkheid van de natuur, inclusief de vervangers daarvan: traditie en samenleving bijvoorbeeld.
Modernisering is echter geen rechtlijnig proces. De lector wees op verschillende paradoxen van modernisering. „Enerzijds is de mens steeds onafhankelijker geworden van de natuur. Anderzijds is hij steeds afhankelijker geworden van de middelen waarmee hij de natuur beheerst.”
In de individualisering zag Van Gennip een ander voorbeeld. „De mens kan en wil steeds meer zelf kiezen. Tegelijkertijd is hij steeds afhankelijker van allerlei structuren en systemen. Zo wordt hij constant gemanipuleerd om bepaalde dingen te kopen.”
Als de paradox bij uitstek ziet de bijzonder hoogleraar wijsbegeerte de omgang met objectieve waarheid. „Sinds de wijsgeer Kant is duidelijk dat de mens met zijn voorstellingen altijd overal tussen zit. Nooit eerder is hij zo geobsedeerd geweest door de objectiviteit van de objecten. Tegelijk doen velen in deze belevingscultuur alsof ze geïsoleerde subjecten zijn. Ze hebben ruimte geschapen in de moderniteit. Wat daarin echter terugkeert, is het zich losmaken van voorgegeven patronen.”
Op de vraag of men in de lijn van Kant niet in een eindeloos relativisme terechtkomt, antwoordde de lector dat christelijke filosofen vaak op Kant hebben gereageerd met de stelling dat de menselijke geest zo is geschapen dat hij op de werkelijkheid is aangelegd. „Objectieve waarheid heb je als er overeenstemming is tussen de werkelijkheid zelf en het menselijk oordeel over de werkelijkheid. Ik zoek een steunpunt in de fenomenologie, met als centraal begrip correlatie. Subject en object zijn in elkaar vervlochten. Wat ik vind, is subjectief, maar waarschijnlijk niet alleen dat. Als veel mensen hetzelfde denken, kun je van binnenuit tot een soort relativering van het relativisme komen.”