Corruptie onder Japanse ambtenaren onuitroeibaar
TOKIO - De Japanse minister van Landbouw, Toshikatsu Matsuoka, hing zich 28 mei op in zijn appartement in Tokio. De dag erna sprong Shinichi Yamazaki, een gepensioneerde topambtenaar die veel met Matsuoka samenwerkte, zijn dood tegemoet. Twee weken eerder pleegde een invloedrijke donateur van Matsuoka zelfmoord. Alle drie de mannen waren verstrikt in een web van corruptie.
Japanners noemen het ”amakudari”, ”neerdalen uit de hemel”. Het beschrijft de gewoonte van overheidsambtenaren om met vervroegd pensioen te gaan en vervolgens een attractieve betrekking in de privésector aan te gaan. Om de gewilde baan te krijgen, schuiven sommige ambtenaren hun potentiële werkgever soms jarenlang overheidsgelden en mooie projecten toe, waarbij ze ook nog eens zorgen voor gunstige regelgeving.Matsuoka’s dramatische zelfmoord bracht deze vorm van corruptie weer eens duidelijk voor het voetlicht. Met een electoraat dat al woedend was over een gigantisch pensioenschandaal en de parlementsverkiezingen op komst, kon de timing voor het kabinet van premier Abe niet slechter.
De regeringscoalitie was zich bewust van het naderende onheil en stelde de verkiezingen, die aanvankelijk stonden gepland voor 22 juli, met een week uit. Tevens verlengde het kabinet de huidige parlementaire termijn met twaalf dagen. Ogenschijnlijk om zowel het pensioenschandaal als de ”amakudari”-kwestie aan te pakken.
Japanse politici proberen al vele jaren amakudari uit te roeien. Tot op heden zonder succes. En het gaat hun zeker niet lukken in de komende weken. Amakudari is daarvoor veel te diep geworteld in overheid en bedrijfsleven. Niet iedereen beschouwt amakudari overigens als een plaag. Tot aan de jaren negentig werd het vaak zelfs gezien als een van de redenen van het economisch succes van Japan.
Vier pijlers
Amakudari rust op vier pijlers. Eén daarvan is de structuur van de Japanse ambtenarij. De Japanse overheid weet doorgaans hoogopgeleide mensen aan te trekken, die voor lagere salarissen dan in het bedrijfsleven zwoegen als slaven. Zij accepteren dit vanwege het vervroegde pensioen van een overheidsbaan, met daarna een uitstekend betaalde baan in het bedrijfsleven. Omdat ambtenaren doorgaans op hun 55e de overheidsdienst verlaten, is er veel ruimte voor jong bloed. Hoogopgeleide jongeren stromen daarom voortdurend de Japanse ambtenarij binnen.
De tweede pilaar is de soepele communicatie tussen overheid en bedrijfsleven vanwege het grote aantal oud-ambtenaren bij bedrijven. Volgens Karel van Wolferen, in zijn veelgeprezen boek ”Japan, de onzichtbare drijfveren van een wereldmacht” (1989), overschrijdt deze informatiestroom de effectiviteit van alle officiële kanalen. „Amakudari geeft de ambtenaar de kans om te leren wat het bedrijfsleven nodig heeft”, zei 43 procent van de Japanse ambtenaren in een onderzoek van het zakendagblad Nikkei Shinbun in 1993.
De derde pilaar is kennisoverdracht. Hooggeschoolde en ervaren ambtenaren nemen hun kennis mee naar bedrijven. De gedachte dat al die oud-ambtenaren in het bedrijfsleven de overheid een beter overzicht over de privésector bieden, vormt de vierde pilaar.
De geloofwaardigheid van deze vier pilaren viel aan het begin van de jaren ’90 echter in duigen, toen de Japanse zeepbeleconomie uit elkaar spatte. In 1995 ging de grote Hyogo Bank ten onder. Vervolgens veroorzaakten hypotheekbanken een enorme financiële crisis. In 1997 ging een van de grootste aandeelbedrijven, Yamaichi Shoken, over de kop, snel gevolgd door de Long-Term Credit Bank in 1998. Al deze bedrijven hadden oud-ambtenaren in hun bestuur.
Tegelijkertijd kwamen er telkens nieuwe corruptieschandalen onder ambtenaren, politici en bedrijfsleiders aan het licht. Het vertrouwen in de goedgezinde almachtige Japanse ambtenaar smolt dan ook sneller dan sneeuw voor de zon. Amakudari begon een vies woord te worden.
Rot systeem
Het Matsuokaschandaal is er een sprekend voorbeeld van hoe rot het systeem is. Het Japanse ministerie van Landbouw, de overheidsorganisatie Japan Green Resources (J-Green) en twaalf bedrijven maakten een serie ondoorzichtige prijsafspraken. Dat was voornamelijk het geesteskind van voormalig J-Greentopman Yamazaki, die een dag na Matsuoka zelfmoord pleegde. Projecten ter waarde van op zijn minst 165 miljoen euro werden toegewezen aan de twaalf bedrijven. Ondernemingen die gelieerd waren aan J-Green, zorgden voor politieke donaties aan het adres van Matsuoka. Hoe meer een bedrijf schonk, des te meer projecten viel het ten deel.
Afgelopen april werkten zo’n 230 oud-ambtenaren van het ministerie en J-Green bij deze bedrijven. In geheel Japan werken er bijna 28.000 oud-ambtenaren bij meer dan 4500 bedrijven. Deze bedrijven ontvingen vorig jaar een totaal van 29,4 miljard euro aan subsidies. Welk bedrag kan worden toegeschreven aan corruptie, is giswerk.
Het is vrijwel onmogelijk beleid te ontwikkelen om amakudari aan te pakken. De huidige wetgeving is gemakkelijk te omzeilen en sorteert geen enkel effect. Zolang ambtenaren geen misdaden begaan, kunnen ze niet worden ontslagen.
Niets verandert als de structuur van de ambtenarij niet wordt aangepast. Een mogelijke oplossing zou afschaffing van het vervroegd pensioen zijn. De vrees bestaat echter dat het in dat geval voor de overheid onmogelijk wordt de beste studenten van de beste universiteiten aan te trekken. Het grootste struikelblok is echter dat politici in Japan doorgaans geen eigen beleid ontwikkelen. Dat doen namelijk de ambtenaren. Het is alsof je een wolf vraagt om op de schapen te passen.