Cultuur & boeken

In elk mensenhart geschreven

Mede n.a.v.
Titel: ”Rediscovering the Natural Law in Reformed Theological Ethics”
Auteur: Stephen J. Grabill
Uitgeverij: Wm. B. Eerdmans Publishing Co, Grand Rapids, 2006
ISBN 10 0 8028 6313 2
Pagina’s: ca. € 17,-.

Jan-Kees Karels
27 June 2007 09:10Gewijzigd op 14 November 2020 04:53

De Amerikaanse onderzoeker dr. Stephen J. Grabill herstelt het denken over de natuurlijke wet in ere. Dat heeft twee voordelen: het geeft christenen een instrument in handen om met niet-christenen te communiceren, en het brengt christenen onderling dichter bij elkaar. De reformatorische kerken in Nederland hebben „een beetje meer Kuyper” nodig, de Christian Reformed Church (CRC) in Amerika zou „een beetje meer K. Schilder” kunnen gebruiken, vindt dr. Stephen J. Grabill, als onderzoeker verbonden aan het Acton Institute in Grand Rapids. Het van oorsprong rooms-katholieke instituut doordenkt politieke en maatschappelijke vraagstukken vanuit christelijk perspectief. Die doordenking vraagt om een communicatieve houding naar de cultuur, zegt Grabill.

Maar, waarschuwt hij tegelijk, zo’n houding kan ook doorschieten. „Hier in de CRC was in de jaren vijftig van de vorige eeuw hetzelfde probleem als wat jullie nu hebben in jullie kerken. Een te zware calvinistische leer, een te zwaar accent op de zonde en op het innerlijke geestelijke leven. Dat is nu geen probleem meer. Het probleem van vandaag is: de jonge mensen van toen zijn nu vijftigers en zestigers, ze vonden destijds dat het teveel aan spiritualiteit van hun ouders gecorrigeerd moest worden door politiek activisme. En nu hebben diezelfde mensen het contact verloren met de oude theologie die vóór de culturele transformatie de oriëntatie vormde. Wij in de CRC hebben in plaats van Kuyper een beetje meer K. Schilder nodig. We moeten niet al te veel assimileren met de cultuur. En jullie in de bevindelijk gereformeerde kerken zouden wat meer van de geest van A. Kuyper kunnen gebruiken.”

Op zijn werkkamer hangen oude prenten van Europese steden, waaronder Groningen. Grabill, gehuwd en vader van drie kinderen, werkt nu tien jaar bij het Acton Institute. Zijn belangrijkste taak is het uitgeven van de Journal of Markets and Morality, een interdisciplinair tijdschrift met een oplage van 2000 exemplaren. De abonnees wonen vooral in Amerika, Europa en Australië. Het Acton Institute -een eindje verder is de protestantse broer, het Paul B. Henry Institute, gevestigd- gaat uit van het christelijk geloof, maar ook jodendom en islam krijgen aandacht. Naast de hoofdvestiging in Grand Rapids zijn er dependances in Italië, Brazilië en Oostenrijk.

Recent publiceerde Grabill een studie over de plaats van de natuurlijke wet in de gereformeerde traditie. Daarin probeert hij het denken over de natuurlijke wet, in de twintigste eeuw jammerlijk ondergesneeuwd, in ere te herstellen. Intussen werkt de protestantse onderzoeker aan een tweede boek, waarin hij nagaat wat verlichtingsdenkers over de natuurlijke wet te berde hebben gebracht.

Dieper geweten
Op de vraag wat we precies onder natuurlijke wet moeten verstaan, verwijst Grabill naar het geweten. „De gereformeerde traditie heeft de natuurlijke wet met het geweten gelijkgesteld. Er zijn twee soorten van geweten. Je hebt het geweten dat gevormd wordt door onze opvoeding, en je hebt een dieper geweten, het absolute besef van goed en kwaad. Er zijn mooie Latijnse namen voor, die ik hier niet zal gebruiken.

Het gevormde geweten kan beschadigd raken, het heeft te maken met hoe we worden opgevoed, of we wel of niet naar de kerk gaan, of we wel of geen geloof hebben. Dit geweten verschilt per persoon, omdat mensen nu eenmaal verschillend worden opgevoed.

Waar de natuurlijke wet over gaat is dat diepere geweten. Daaronder versta ik de kennis van goed en kwaad die alle mensen met elkaar gemeen hebben omdat ze naar Gods beeld zijn geschapen. Mensen uit Afrika en China die misschien nooit van het Evangelie hebben gehoord, hebben toch dit diepere geweten. Zelfs iemand als Hitler is er niet van uitgesloten geweest. Hitler was geen beest, maar een mens met een geweten. Wel kan dat geweten zo vernield raken, zo verdorven door leugens en bedrog, dat het diepere geweten onderdrukt raakt. En precies met dit diepere geweten hebben veel mensen moeite. In mijn boek ”Rediscovering the Natural Law in Reformed Theological Ethics” laat ik zien dat de gereformeerd-orthodoxe traditie zeer duidelijk op dit punt was. Mensen als Vermigli, Althusius en Turretini stelden niet alleen dat het diepere geweten bestaat, maar dat het ook de mogelijkheid biedt met andersgelovigen én met ongelovigen in de eigen groep te communiceren.”

De Bijbelse grondslag voor dit denken vindt Grabill in Genesis 1, Romeinen 2 en Jeremía 31. „Aan de vooravond van de ballingschap schrijft de profeet Jeremía: „Ik zal de wet in je harten schrijven.” De apostel Paulus grijpt in Romeinen 2 weer terug op deze openbaring uit Jeremía 31. Hij past het nu ook toe op de heidenen, van wie hij zegt dat ze de wet kennen, hoewel ze er niet in onderwezen zijn.”

Zonde
Tegenstanders van de natuurlijke wet gebruiken onder meer het argument dat aan de ernst van de zonde geen recht wordt gedaan. In zijn boek behandelt Grabill uitvoerig het denken van de ”kerkvader van de twintigste eeuw”, Karl Barth. Deze associeerde de natuurlijke wet met het rooms-katholicisme, en had er daarom grote moeite mee. Als je stelt dat alle mensen een kennis van goed en kwaad in hun diepste binnenste hebben, neem je de zonde niet serieus genoeg, vond Barth.

Volgens Grabill gaat Barth voorbij aan een belangrijk onderscheid dat de oudere gereformeerde theologie maakte. „De gereformeerde theologen ontkenden niet de gevolgen van de zonden, en de invloed die de zonde op de mens heeft. Ze stelden echter dat het natuurlijke licht niet helemáál is uitgedoofd. Ook de Nederlandse Geloofsbelijdenis spreekt hierover. Karl Barth ging echter veel verder. Hij maakte de stap van: het verstand werkt niet helemaal goed meer, je kunt een fout maken maar het hoeft niet per se, naar: het verstand is totaal verdorven. De nuance is er dus uitgevallen.

De oudere gereformeerde theologen begrepen dat, hoewel iedereen dat diepere geweten heeft, dit niet betekent dat men er ook naar handelt. Je zou kunnen zeggen dat de oudere gereformeerde traditie een completer beeld had van Gods openbaring, van de natuur, het geweten, de Schrift en de kerk. Dat beeld is in de twintigste eeuw ingeruild voor een uitzonderlijk accent op de bijzondere openbaring. Daardoor werd moderne christenen de mogelijkheid ontnomen om in gesprek te gaan met de samenleving en cultuur.”

Brakel
Opvallend is dat Barths accent op de bijzondere openbaring terug te vinden is bij bevindelijk gereformeerden in Nederland, zij het vanuit een ander perspectief. Ook onder bevindelijk gereformeerden ligt vanouds een sterk accent op de bijzondere openbaring. Veruit het grootste gedeelte van de preek gaat over het persoonlijk zielenheil, de verlossing dus, terwijl maatschappelijke en culturele kwesties zo goed als niet aan bod komen. Grabill: „Het is moeilijk voor orthodoxe christenen te weten hoe ze zich tot de wereld moeten verhouden, als je nooit een relatie tot de wereld hebt gehad. Ik heb zelf gezien dat goedbedoelende christenen die probeerden in gesprek te gaan met de wereld vanuit een piëtistisch standpunt, geen aansluiting vonden en eindigden in een soort secularisme. Wat orthodoxe christenen echt nodig hebben is een doordenken van de orthodox-gereformeerde traditie op maatschappelijke thema’s. Dus minder bezig zijn met eigen ervaringen en gevoelens, en meer met de vorming van een christelijk wereldbeeld. Zodat als men in gesprek gaat met de cultuur, men dit niet doet op basis van gevoelens maar op basis van een gezond orthodox wereldbeeld. Goede denkers in deze traditie zijn bijvoorbeeld Wilhelmus à Brakel, die een heel goede visie op de natuurlijke wet heeft, en ook iemand als Gisbertus Voetius. In de twintigste eeuw zou je aan dr. Herman Bavinck kunnen denken.”

Embryo’s
Grabill erkent dat er een verschil bestaat tussen onze tijd en de zestiende en de zeventiende eeuw, toen de maatschappij nog op de christelijke moraal was gebaseerd. „Dat is ook de reden waarom Calvijn weinig schrijft over de natuurlijke wet. In die tijd was de natuurlijke wet gemeengoed, zodat er niet over geschreven hoefde te worden. Zelfs de kinderen wisten ervan.

Zodra de kloof tussen christenen en niet-christenen groeit, wint het denken over de natuurlijke wet aan belang. Het geeft ons namelijk een taal om te communiceren met andersdenkenden, bijvoorbeeld over morele kwesties zoals abortus en euthanasie. Ik wil de denklijn vanuit de Schepping terugbrengen in de gereformeerde theologie. Christenen die deze lijn verstaan, kunnen bruggen in de samenleving bouwen en samenwerken met mensen van andere christelijke denominaties. Hoe moeten we denken over menselijke embryo’s? Mogen die wel of niet buiten de baarmoeder groeien? Hoe denken we daarover als de Bijbel zich er niet expliciet over uitlaat? De Schrift geeft de algemene principes, maar daarna moeten we nog een aantal denkstappen maken zodat andere mensen je kunnen volgen. Het denken over de natuurlijke wet zou je die denkstappen kunnen noemen.”

Extreme spanning
De kunst is om deze nogal abstracte theorie van de natuurlijke wet toe te passen op de praktijk van alledag. Het Acton Institute doet dat door de uitgave van beleidsstukken, tijdschriften en series. „Interessant is een recent onderzoek naar zware criminelen”, geeft Grabill als voorbeeld. „Onderzoekers namen gedurende een paar jaar tijd interviews af. Opmerkelijk is dat de criminelen veel over het geweten praatten. Ze zeiden dat ze extreme spanning hadden toen ze voor het eerst hun wandaden begingen. Maar ze bedachten een excuus, en werden opgenomen in een circuit van andere criminelen. Dat stelde hen in staat door te gaan op het pad waar hun geweten over had gesproken. We komen nu op een belangrijk punt: de natuurlijke wet zal nooit leiden tot het behoud in Christus. Het beste dat ze kan doen is mensen duidelijke morele boodschappen meegeven om met het kwaad te stoppen. De natuurlijke wet garandeert geen goed moreel leven, maar ontneemt mensen het excuus: ik wist niet dat overspel verkeerd was, dat moord verkeerd was. Zo kan het hen helpen tot een nieuw bewustzijn van morele zaken te komen.”

Gaat het om de vertaling van het denken in de praktische politiek, dan ziet Grabill vooral heil in het ontwikkelen van ”consensusmodellen” over specifieke morele issues, zoals embryonaal onderzoek, of huwelijk en seksualiteit. „Het denken over de natuurlijke wet stelt protestantse christenen in staat samen te werken met rooms-katholieke christenen op manieren waartoe we nooit in staat zijn geweest. Onze kerken zouden meer op deze punten verenigd kunnen zijn, ook al denken de protestanten en de rooms-katholieken verschillend in theologische zaken.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer