Naastenliefde
Laat ons doen als Stéfanus: hij bad voor zijn vijanden en wreekte zich niet op hen. Laat ons in het bijzonder deze heilige plicht uitoefenen nabij of in het uur van de dood. Onze wraak moet dan sterven met ons lichaam. Hoe zwakker ons leven wordt, des te sterker onze liefde tot onze naaste.
Zo deden eertijds alle martelaren ook als ze op het schavot stonden en aan palen geworgd of verbrand zouden worden. Toen was het de tijd dat ze gebeden hebben uit de innerlijke beweging van hun ziel, niet alleen voor zichzelf, hun geliefden en de gehele kerk, maar ook voor hun vijanden. Ja, zij baden voor hun rechters die hen gevonnist hadden. Zij baden zelfs voor de beul die hen ter dood bracht.Gebeden voor eenieder van onze naasten, zonder onderscheid, zijn de voornaamste stukken van ons bruiloftskleed waarin wij moeten verschijnen in het hemels paradijs. Daar zullen wij niet meer voor onze vijanden hoeven te bidden. Want die zo gebleven zijn als ze waren, zullen dan gelegd worden onder onze voetbank.
Nadat Stéfanus gebeden had voor zichzelf en voor zijn vijanden, stierf hij. Het ging niet met Stéfanus als met Jakob, die zich zacht te Bethel neerlegde om te rusten op een steen. Maar Stéfanus zag de hemel geopend en Christus aan de rechterhand van God.
Johannes Visscherus, predikant te Amsterdam (”De theologische werken”, 1697)