Rookvrije horeca eerste stap in de goede richting
Peter de Kort is blij met het besluit om de horeca rookvrij te maken, maar de voorgestelde maatregelen gaan hem niet ver genoeg.
De kogel is door de kerk. Het kabinet wil per 1 juli 2008 de horecagelegenheden geheel rookvrij hebben. Dit is een goede ontwikkeling, alhoewel bij de argumentatie voor dit besluit het accent te veel op slechts een reden wordt gelegd. Steeds wordt namelijk gezegd dat het personeel per se in een rookvrije omgeving moet werken, terwijl het uitgangspunt moet zijn dat iedereen evenveel recht heeft overal zoveel mogelijk gezonde lucht in te ademen.Het lijkt enigszins op de discussie die enkele jaren geleden gevoerd is over geluidsoverlast in discotheken. Conclusie was uiteindelijk dat discjockeys hun oren beter moesten beschermen. Dat doen ze nu meestal, waardoor de muziek nog harder wordt gezet en juist de discobezoekers nog meer oorbeschadigingen oplopen.
Geen aquarium
Gelukkig heeft de overheid niet besloten horecapersoneel in een aquarium op te sluiten en kunnen over ongeveer een jaar de horecabazen en hun personeel samen met hun klanten opgelucht ademhalen. Het wordt ook tijd. De Nederlandse horecaruimtes zijn namelijk relatief klein en laag, waardoor bij de hoogste luchtvervuilingsalarmfase de luchtverontreiniging buiten toch lager is dan binnen in een drukke rookkroeg. De eventueel aanwezige discorook niet meegerekend. Deze rook moet uiteraard ook binnen een jaar uitgebannen worden, anders wordt door velen het kabinetsvoorstel niet serieus genomen.
Het geheel rookvrij uitgaan is overigens niet alleen voor iedereen gezonder, maar ook financieel heeft het voordelen voor personeel en klant. Kleren moeten door de rook nu nog frequenter gewassen worden en slijten daardoor meer of zijn niet meer fatsoenlijk te dragen door de ontstane brandgaten.
In de horecaruimten waar nu nog wordt gerookt, wordt extra geventileerd, meer schoongemaakt en vernield. De kans op brand is er ook aanzienlijk groter. Deze feiten en het gegeven dat in andere rookvrije landen (op termijn) de omzet van de horeca hoger is dan voor het rookverbod, maakt het onbegrijpelijk dat nota bene de vertegenwoordigers van de horeca nog steeds zo nukkig blijven reageren. Terecht zijn er wel horecabazen geweest die bijvoorbeeld een gescheiden rokersruimte niet zien zitten, omdat ze de ruimte of het geld niet hebben om die volgens de normen in te richten. Maar die zijn nog te weinig aan het woord gelaten.
Het huidige plan van het kabinet om een afgesloten rokersruimte onder bepaalde voorwaarden toe te laten, is daarom oneerlijk en zeer onverstandig. Ook het feit dat er een uitzondering wordt gemaakt voor coffeeshops, mag zelfs gerust absurd worden genoemd. Door de rechtsongelijkheid die daardoor ontstaat, is het mogelijk weer twijfelachtig of het rookverbod er überhaupt wel komt, of kan dit argument worden gebruikt alle coffeeshops juist te sluiten.
Alleen thuis
Het kabinet moet daarom daadkracht tonen en geen uitzonderingen maken. Juist bij dit onderwerp heeft de praktijk keer op keer uitgewezen dat een compromis nooit werkt. Tevens kan het voorstel verder uitgebreid worden, door er een volledig rookverbod in speeltuinen, zwembaden, winkelcentra, stations, metro, bossen en in het verkeer aan toe te voegen. Ook het roken tot 10 meter rondom de in- en uitgangen van alle (horeca)gebouwen moet aan banden worden gelegd.
Wat misschien nog praktischer is; laat alleen het roken toe in de eigen woonruimte. Als dat gebeurt, betekent dat minder branden, meer veiligheid en binnen een paar jaar houdt daardoor een nog grotere meerderheid van de rokers vanzelf op met roken. Dit is dan weer een enorme opsteker voor het binnenmilieu en ook voor het buitenmilieu. Een gemiddelde roker is er namelijk ook voor verantwoordelijk dat jaarlijks tientallen bomen verbrand worden om hun ’genot’-product te produceren. Kortom, redenen genoeg voor het kabinet of de Tweede Kamer het voorstel te verbeteren en voor de roker om hun leven te beteren.
De auteur is een tegenstander van roken in openbare ruimten.