Het dubbelleven van de Afrikaanse christen
NIJMEGEN - Zendelingen hebben de Afrikaanse cultuur als heidens verworpen zonder op die cultuur in te gaan. Het resultaat is een schizofrenie bij veel Afrikaanse christenen, zegt dr. David J. Ndegwah. Enerzijds zijn zij loyaal aan de kerk, anderzijds zetten zij hun oude tradities gewoon voort.
De Keniaan Ndegwah promoveerde dinsdag aan de Radboud Universiteit in Nijmegen op het proefschrift ”Biblical Hermeneutics as a Tool for Inculturation in Africa. A Case Study of the Pokot People of Kenya”. Hij geeft daarin een theologische en culturele verkenning van de verhouding tussen het christendom en de bevolking in West-Pokot, gelegen in het noordwestelijk deel van Kenia. Hij plaatst dit in het kader van een uitgebreide verkenning van het Afrikaanse christendom.Tijdens zijn docentschap aan een theologisch instituut in Nairobi (Kenia) kwam Ndegwah tot de „ontstellende” ontdekking dat voor de meeste studenten de Bijbel een buitenlands product was, niet relevant voor het gewone leven. „De werkstukken die de studenten ieder semester moesten schrijven, lieten een totale onkunde zien om de verschillende Bijbelse passages te contextualiseren en te interpreteren in hun eigen leefsituaties. Dit was te meer schokkend wanneer je beseft dat zij de godsdienstige leiders van Afrika worden.”
Kolonialisme
In zijn boek stelt Ndegwah dat zendelingen de Afrikaanse cultuur en het sociale raamwerk hebben verwoest door deze als ”heidens” te veroordelen. „Het kolonialisme heeft veel Afrikanen vervreemd van hun cultuur. De waarde van de Afrikaanse cultuur werd in twijfel getrokken en de Afrikaanse religieuze ervaring belachelijk gemaakt als bijgeloof.
De zendelingen verwachtten dat Afrikanen hun culturele en godsdienstige erfenis zouden opgeven en Europese en Amerikaanse normen zouden aannemen om als goede christenen beschouwd te worden. Velen hebben daarom de nieuwe religie aanvaard, maar zetten hun oude culturele praktijken gewoon voort. Het resultaat was een dubbelleven. De gevolgen zijn vooral desastreus geworden in Pokot. Slechts 10 procent van Pokot is christelijk. De Pokot waren onwillig om het Evangelie te accepteren, omdat het irrelevant was voor hun leven.”
Gemeenschap
Ndegwah legt er de nadruk op dat de cultuur in Afrika vooral een gemeenschapscultuur is. „Het Pokotwereldbeeld is overwegend communautair (gericht op de gemeenschap). De Bijbelinterpretatie moet daarop afgestemd zijn. De interpretatie van de Bijbel door de voorgangers is daarentegen in het algemeen individualistisch. Dat is te begrijpen, omdat zij het deel van het probleem zijn: ze zijn op de seminaries onderwezen in de Europese waarden.
De meerderheid van de zendelingen kon niet in het Pokot lezen, laat staan preken en communiceren met de mensen in hun moedertaal. De Bijbel is voor veel Afrikanen een vreemd, buitenlands boek, wat ook vooral komt doordat de cultuur voor de meeste Afrikanen een mondelinge cultuur is.”
Ndegwah maakt een uitzondering voor dr. J. J. Visser, voormalig rector van het Hendrik Kraemer Instituut en ook gepromoveerd op de Pokotstam. Dr. Visser is copromotor van Ndegwah. „Visser sprak zelf vloeiend Pokot. Zijn belangrijkste vraag was: Hoe kun je het Evangelie preken als je niet de taal, cultuur en religie van de mensen spreekt? Visser was echter een uitzondering, maar dan is het wel zo dat de uitzondering de regel bevestigt. Er is geen authentiek Afrikaans christendom zonder inculturatie.”
De promovendus onderzocht bij wijze van concreet voorbeeld hoe voorgangers in Pokot de gelijkenis van de goede Herder in Johannes 10:1-16 interpreteerden. Zijn conclusie is dat er bij hen geen plaats is voor Jezus als Schaapherder, hoewel Pokot een volk van herders is. „Ook noemden ze bijvoorbeeld nauwelijks het woord water, hoewel dit fundamenteel is in een land vol droogte. Voorgangers geven vaak een abstracte en generaliserende preek, gebaseerd op de individuele ervaring in plaats van op de gemeenschap. Er is een kloof tussen voorgangers en het volk.”
Niet romantiseren
Ndegwah wil geen romantisch beeld scheppen van de Afrikaanse cultuur. Hij erkent dat er „heidense gewoonten” waren, zoals immorele dansen en sommige inwijdingsriten voor meisjes. Ook is er een wijd verspreid geloof in heksen. „Mijn benadering hiervan is echter niet negatief, door zaken te verbieden. De ervaring is immers dat als je dingen verbiedt, mensen het juist gaan doen. Je moet ingaan op het feit waarom men aan bepaalde gewoonten vasthoudt. Velen geloven in hekserij. Waarom? Omdat zij angst hebben. Dáár moet je dus een antwoord op hebben.”
Een duidelijk negatief punt in het Pokotgebied is volgens hem de veel voorkomende veeroof. „Het bezitten van vee is een kwestie van overleving en ook van status, evenals polygamie. Men kan zich bijvoorbeeld geen leider van een gemeenschap voorstellen met één vrouw. Het ideale leven bij de Pokotbevolking heeft iets materialistisch. De mens is omringd door een grote menigte van koeien en kinderen. Ze kunnen zich ook moeilijk een hemel voorstellen waarin niet gehuwd zal worden. Wil je de veeroof terugdringen,dan moet je hen het besef bijbrengen dat de mens een naaste is, broeder en zuster, geschapen door dezelfde Schepper.”
Slechts numeriek
Volgens Ndegwah hebben veel theologen wel besef van de kloof tussen het Evangelie en de Afrikaanse cultuur, maar bestrijden zij alleen de symptomen. „Als een Afrikaan aanvoelt dat de boodschap niet aansluit bij zijn cultuur, protesteert hij niet, maar gaat hij zwijgend zijn eigen weg. Dát is het probleem.
Er wordt wel gezegd dat het Afrikaanse christendom sterk groeit, maar dat is slechts numeriek. Veel Afrikaanse christenen zijn lid van de kerk, maar het kerkbezoek is dramatisch laag, soms maar 5 procent. De weg van de inculturatie opent de deuren voor de authenticiteit van de Afrikaanse kerk.
Ik zie mijn studie als een poging om het Evangelie thuis te laten zijn in Afrika. Het is slechts een begin van een lange en moeilijke, maar toch waardevolle weg om het Evangelie van Jezus Christus alle volken te laten bereiken.”